Hermitage Amsterdam: slingerend langs kunst en kitsch

Screen shot 2013-09-18 at 10.34.35 AM
Gepubliceerd in Trouw, 18 september 2013

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Amsterdamse Hermitage presenteert een tentoonstelling over Franse kunst tussen 1895 en 1913. Erg overtuigend is het overzicht niet: het keurslijf van het Russische moedermuseum zit duidelijk te krap

De Hermitage in Amsterdam heeft een oude, rijke moeder in Sint Petersburg. Handig: het kan moeiteloos lenen van een van de grootste collecties ter wereld, en dat is prettig voor Nederlandse bezoekers. Sinds 2010 toont het Amsterdamse museum de negentiende- en twintigste-eeuwse kunstcollectie van de Russische Hermitage. Eerst was er een overzicht van Matisse tot Malevich, vorig jaar was er een tentoonstelling die ‘Impressionisme’ heette maar vooral sterke Salonkunst toonde, en nu gaat ‘Gauguin, Bonnard, Denis’ over de periode die tussen Impressionisme en Matisse inzit, tussen 1895 en 1913. Hiermee komt het grote nadeel van zo’n oud rijk moedermuseum te voorschijn. De collectie van een museum geeft namelijk niet automatisch een representatief beeld van een periode, stroming of kunstenaar. Vooral niet in dit geval.
Natuurlijk, de Hermitage heeft werken van de drie grote namen uit de titel, en ook van 21 andere tijdgenoten. Helaas ontstond de collectie toen de piek van die kunstenaars voorbij was, en de betere werken al waren verkocht. Een verzamelaar, Sergej Sjtsjoekin, interesseerde zich wel voor Franse moderne kunst, maar vooral voor die van Matisse en later. Zijn concurrent en vriend Ivan Morozov, een nog rijkere textielbaron, verzamelde aanvankelijk vooral Russische kunst en begon pas in 1907 Franse kunst te kopen, eerst vooral van de Impressionisten. De verzamelingen van Morozov en Sjtsjoekin zijn nu in bezit van de Russische Hermitage. Als je, zoals de Amsterdamse dependance, alleen maar uit deze collectie kunt putten, terwijl het niet direct de sterkste kant is van kunstenaar noch verzamelaar, heb je een probleem.
De periode tussen 1895 en 1913 is toch al lastig. Jonge Franse kunstenaars zochten een antwoord op het impressionisme, en dat ging alle kanten uit. Paul Gauguin (die overleed in 1903 op een eiland in de Stille Oceaan) had hun interesse voor volkskunst en exotisme aangewakkerd. Zo ontstond de groep van de Nabis, oftewel ‘de profeten’: een geuzennaam bedacht in 1890 door Maurice Denis en een decennium gebruikt door een gemeleerde groep kunstenaars die vooral huiselijke scenes uitbeeldden in heldere kleuren, vaak met spirituele invloeden. En dan waren er nog de Symbolisten: al sinds 1866 een literaire en artistieke stroming, waarin visioenen en mystiek belangrijker waren dan realisme en helderheid.
Doordat de Hermitage de collectie toont zonder daarbij een heldere lijn uit te zetten, verzandt het in een schokkerige opsomming zonder kop of staart. Soms zijn het bijzondere schilderijen, maar daarmee heb je nog geen tentoonstelling.
De opsomming begint met drie schilderijen van Gauguin – de enige. Zonnebloemen: een mysterieus, somber schilderij, geschilderd in 1901 (dus lang nadat Van Gogh van wie Gauguin de bekende zonnebloemen kende, overleden was) en twee middelmatige schilderijen, ook van zijn laatste jaren.
Het grootste spektakel komt meteen daarna, en nogal abrupt: de muzieksalon van Morozov, waarvoor Denis in 1907 op verzoek van de kunstverzamelaar een serie decoratieve schilderijen maakte rond de mythe van Amor en Psyche. De salon is hier nagebouwd, zodat de schilderijen min of meer in hun oorspronkelijke situatie te zien zijn. Een mooi initiatief, maar de metershoge doeken missen de kracht van Denis’ eerdere werk. Dit zijn strakomlijnde mythologische taferelen in roze en lichtblauw, inclusief klassieke pilaren en blote putti: kitsch waarvoor de kunstenaar zich richtte naar het interieur van zijn mecenas.
Kijk dan een zaal verder, naar het drieluik van Bonnard, ‘Aan de Middellandse Zee’. Bonnard kreeg ook een opdracht van Morozov, voor zijn trappenhuis, in 1911: een scene met bomen, spelende kinderen en op de achtergrond de zee. Geen kitsch, maar het blijft hangen in decoratie, en mist de kleur en concentratie die het vroegere werk van Bonnard van andere musea zo goed maakt.
Op de bovenverdieping van het museum schommelt het voort. Verrassend werk van de autodidact Gaston la Touche (Het laatste avondmaal), betere, vroege schilderijen van Denis, prachtig verstilde symbolistische landschappen, woeste kleurexplosies van Ker-Xavier Roussel, en dan een abrupt einde met een kleine maar fijne serie van Félix Vallotton. Verstilde interieurs, geïnspireerd op de Hollandse meesters, en ingetogen portretten van madame en monsieur Haasen. Haasen was vertegenwoordiger bij een chocoladefabrikant en kunstverzamelaar. Over het portret van zijn vrouw ontstond onenigheid tussen Haasen en de kunstenaar: Haasen eiste meerdere aanpassingen, stuurde het schilderij twee keer terug, Vallotton eiste meer geld. Het hebben van een rijke mecenas kán veel goeds opleveren, garantie voor voldoening is het duidelijk niet.

Twee sterren

‘Gauguin, Bonnard, Denis. Een Russische liefde voor Franse kunst’, Hermitage Amsterdam, t/m 28 februari. Iedere woensdag om 14 uur is er een gratis concert voor museumbezoekers in de muzieksalon.


Posted

in

,

by