Hitlers kunstsmaak

Otto Albert Hirth, ‘Das Haus der Deutschen Kunst und sein geplanter Ergänzungsbau’, 1940, Gekocht door Adolf Hitler op de Große Deutsche Kunstausstellung van 1940. http://www.gdk-research.de/de/obj19404346.html

Gepubliceerd in Trouw, 7 januari 2017

Kunst gemaakt voor Hitler is lang buiten de kunstmusea gehouden. De eerste tentoonstelling die inspeelt op de artistieke aspecten van de nazi-beeldentaal is nu in Bochum te zien.

‘Dit schilderij heeft Adolf Hitler gekocht.’ Het staat bij bijna de helft van de werken in de tentoonstelling ‘Artige Kunst. Kunst und Politik im Nationalsozialismus’ in Bochum. Hitler heeft dit gezien, hij was er misschien wel door geraakt, en hij heeft het in bezit gehad. Het is een verwarrend gegeven – omdat een schilderij, hoe slecht het ook geschilderd is, kúnst is, iets dat meestal inspeelt op gevoel, en dat is niet het eerste waar je Hitler mee associeert. Verwarrend ook omdat de schilderijen, ondanks hun loodzware etiket, nog steeds zo onbenullig en lichtvoetig zijn dat het bijna lachwekkend is, en lachen voelt ongepast.
‘Artige kunst’ is de eerste tentoonstelling na de tweede wereldoorlog die ‘Nazikunst’ als kunst presenteert. Een uitspraak die komt met veel mitsen en maren – het is een spiegelglad terrein. De teksten in de stevige catalogus bij de tentoonstelling staan vol aanhalingstekens: de auteurs gebruiken ze om duidelijk te maken dat ze ‘entartet’ en ‘Derde Rijk’ zeggen zonder de achterliggende ideologie te ondersteunen. Ook in de presentatie van de kunst is er afstand. De eerste beelden van de tentoonstelling zijn geen schilderijen met zo’n verwarrend bordje, maar foto’s. Eén is gemaakt door sergeant Harry Oakes bij de bevrijding van Bergen-Belsen, afgedrukt op a4-formaat: een directe blik in de hel. Daarnaast een foto gemaakt door Margaret Bourke-White, van Mainz vanuit de lucht, in 1945 – van wat er van over was. En daarna is de ‘nazikunst’ in de vier grote zalen steeds naast ‘relativerende’, veel minder lichtvoetige kunst gehangen die gelijktijdig is gemaakt, bijvoorbeeld door Felix Nussbaum, een kunstenaar die, zoals zijn bordje vermeldt, vermoord is in Auschwitz.
Duidelijk: het is de samenstellers niet te doen om een verheerlijking van de esthetiek van het nationaal-socialisme, noch om verdoezeling van de gruweldaden van het regime. Maar waarom zou je dan toch naar de ‘nazi-kunst’ kijken? En hoe?
‘Geen Nazi-Kunst in onze musea’ was de strijdkreet van geëngageerd graficus (en later directeur van de Duitse Academie der Kunsten) Klaus Staeck, in 1987. Kunstverzamelaar en ondernemer Peter Ludwig wilde zich samen met zijn vrouw door beeldhouwer Arno Breker (1900-1991) laten portretteren en de bustes in hun museum tentoonstellen. Breker was ‘hofbeeldhouwer’ van Hitler geweest – hij is ruim vertegenwoordigd in Bochum -, maar had ook na de oorlog nog talloze opdrachten gekregen. ‘De kunstenaars die de guirlandes aan het hekwerk van Auschwitz hebben gemaakt, horen niet in een kunstmuseum’, vond Staeck, juist omdat kunst ook over moraal en ethiek gaat.
Vanaf de jaren negentig, de meeste nazi-kunstenaars waren inmiddels overleden, kwamen er voorzichtige tentoonstellingen van instituten die zelf een collectie kunst hadden uit de nazitijd. ‘Artige kunst’ – letterlijk zoete, hoffelijke kunst, als de tegenhanger van de ‘Entartete’ – is de eerste tentoonstelling die is samengesteld met werken uit meerdere collecties.
‘Juist nu,’ benadrukt conservator Katharina Zimmermann, ‘nu vreemdelingenhaat opspeelt en de democratie wankelt, is het noodzakelijk om te tonen welk mensbeeld de nazi’s neerzetten, en hoe ze hun idealen verbeeldden.’ Daar komt bij dat het idee dat alle kunst die een kunstmuseum toont, originele of ‘goede’ kunst moet zijn in artistiek opzicht, langzaam op de achtergrond komt.
In Bochum pik je de ‘Nazikunst’ er makkelijk uit. De werken die Hitler kocht zijn groot, en tonen mierzoete afbeeldingen van zonnige landschappen, krachtige sporters, blozende, weldoorvoede blonde kinderen, stralende ouders, en zijn geschilderd in een voor hun tijd ouderwetse, negentiende-eeuwse imitatiestijl.
Het was de periode uit de kunstgeschiedenis die Hitler – die zelf ook kunstambities had gehad- bewonderde. De schilderijen waren te zien bij de Grosse Deutsche Kunstausstellungen (GDK) tussen 1937 en 1944 in het door Hitler speciaal daarvoor ingerichte Haus der Kunst in München. Tijdens de opening ervan in 1937 was ook, net als nu in Bochum gelijktijdig met de officiële kunst, de tentoonstelling met ‘Entartete Kunst’ te zien, de kunst die Hitler ‘ontaard’ noemde, en die vervolgens door het land trok. Voor alle bezoekers – meer dan een half miljoen per jaar voor de GDK, meer dan een miljoen voor de rondreizende Entartete – werd zo duidelijk wat in het Derde Rijk als ‘Duits’ gezien werd, en welke niet. En dat was vooral eenduidig te begrijpen kunst, zonder ‘originele’ ideeën of zienswijzes.
Het ging Hitler, zo blijkt ook uit de tentoonstelling in Bochum, bij kunst niet om militaire propaganda. Het enige hakenkruis in Bochum uit ‘zijn’ aankopen gaat schuil achter de rookpluim van een van de zeldzame fabrieken, ongeschonden soldaten vertellen hun kinderen hun heldendaden. Kunst moest een grotere, moeilijker te vatten boodschap verspreiden. De Bochumse catalogus somt de kunststrategie van Hitler op: een kunstwereld die door een groot deel van het volk wordt ondersteund, kunst die het volk het gevoel geeft onderdeel te zijn van een natiestaat met een lange traditie, kunst die dus ook ‘tijdloos’ moest zijn – in de zin dat het vrij was van ‘nieuwe storende factoren’, met mensfiguren waarin ‘elke Duitser’ zich kon herkennen, en die, subtiel, de iconografie van het Christendom overnam om zo de plaats van de kerk in te nemen.
Hitler gaf gerichte opdrachten. Aan ‘Autobahnschilder’ Carl Theodor-Protzen (1887-1956) bijvoorbeeld, of aan Erich Mercker (1891-1973), wiens schilderij ‘Granitbrüche Flossenbürg’ Hitler in 1941 kocht. Het is een van de kippenvelschilderijen van de tentoonstelling: de montere arbeiders die je op het monumentale schilderij ziet, waren in werkelijkheid gevangenen van het naastgelegen concentratiekamp Flossenbürg, dat sinds 1938 ‘functioneerde’.
En dan de mensfiguren. Tegenover de hongerige, wanhopige mensen van de ‘Entartete kunstenaars paraderen mannelijke sporters, vrouwelijke ‘klassieke’ naakten met jaren-dertig-kapsel. Hun poses lenen ze van de grote meesters, maar gezicht, lichaamstaal en postuur zijn zo identiek, karikaturaal en vlak geschilderd dat ze nog het meest doen denken aan de emotieloze menselijke robotten uit science-fictionseries, of aan de gebotoxte vrouwen uit de entourages van huidige en toekomstige wereldleiders. Het zijn schilderijen en beelden die gezien moeten worden, besproken, overdacht. Niet vanwege hun oorspronklijkheid of eigen visie, maar omdat juist ‘kunst’ in staat is snaren te raken waar je vanaf de buitenkant niet bij kunt komen.

‘Artige Kunst. Kunst en politiek bij het nationaal socalisme’, bij Situation Kunst in Bochum tot 9 april, de tentoonstelling reist daarna verder naar Rostock (27 april-18 juni) en Regensburg (14 juli-29 oktober). De catalogus (Duits en Engels) kost 28 euro. www.situation-kunst.de

Op www.gdk-research.de is meer informatie te vinden over de kunstwerken van de Grosse Deutsche Kunstausstellungen.


Posted

in

by