Gepubliceerd in Trouw, 22 juni 2013
Er ligt een een reusachtige witte vrouw in het gras naast de tunnel van het Rijksmuseum. De reuzin – een beeld van Henry Moore – is de tijdelijke gastvrouw van de Rijksmuseumtuin, de nieuwste attractie van het Amsterdamse Museumplein. Vanaf vandaag is de tuin dagelijks geopend van negen tot zes. Gratis.
Een museum met een tuin rondom, dat zie je niet vaak. En Rijksmuseumarchitect Pierre Cuypers ontwierp de tuin al in 1901. Als de tentoonstellingsvleugel eind volgend jaar af is, kunnen bezoekers het rondje weer volmaken. Cuypers bedacht ‘tuinkamers’ bij zijn museum: een Franse, streng geometrische tuin, een barokke tuin en een Oud-Hollandse tuinstijl waren in aparte delen te bekijken en opgesierd met fragmenten van gesloopte monumenten uit heel Nederland. En nu, bij de opening van de gerenoveerde tuin, noemt directeur Wim Pijbes het ‘de buitengalerie van het museum’. Hij maakt het nog mooier: ‘De tuin moet de bezoekers omarmen zoals bij het Sint Pietersplein in Rome, ze moeten het gevoel krijgen al binnen te zijn.’
Het hele jaar wordt de tuin gesierd door een aantal klassieke bronzen uit eigen collectie, en iedere zomer is er een beeldententoonstelling. De aftrap is aan de Engelse beeldhouwer Henry Moore (1898-1986). Ideale kunstwerken voor deze statige omgeving: internationaal bekend, monumentaal en niet té modern. Twaalf van zijn beelden staan tot 29 september verspreid over het terrein, het is een selectie van zijn abstracte vormen en ‘reclining figures’, zoals hij de achteroverliggende figuren doopte. De twee grootste beelden links en rechts naast de ingang van de tunnel zijn een schot in de roos. Maar erop klimmen – de witte vrouw vráágt erom – zal niet lukken. Net als binnen het museum houden suppoosten de bezoekers ook buiten goed in de gaten.
De tuin zelf is ontworpen door landschapsarchitectenbureau Copijn. Een van de oprichters van die firma werkte ooit nog samen met Cuypers aan kasteel De Haar, ook nu hebben de ontwerpers zich keurig gehouden aan het grondpatroon van de architect, inclusief de fragmenten van oude monumenten. Nieuwe ingrepen: sommige perken zijn verhoogd en met gras bedekt, er werd wat geschoven, en de beplanting is veranderd: minder heesters – want die bloeien maar kort – en een grotere variatie aan vaste en eenjarige bloeiende planten. Sommige borders zijn nu nog wat kaal; een tuin heeft tijd nodig, vertellen de ontwerpers. Aan de achterkant staat een statige vleugelnootboom. Die is in 1907 nog door Cuypers zelf geplant, en stond tijdens de verbouwing ingepakt te wachten op de heropening.
Naast beelden en tuin is er ook luchtiger vermaak en ontspanning voor jong en oud. Stoeltjes staan los op het terras (naar Parijs voorbeeld), er is een koffiebar, een kas met ‘vergeten groenten’, en onder de vleugelnootboom loopt een tegelpad in labyrintvorm. Ook de misschien iets té bekende speeltoestellen van Aldo van Eyck staan er klaar voor de eerste koprol. Gedoodverfde topattractie: ‘Hide and seek’. De Deense kunstenaar Jeppe Hein ontwierp een geometrische fontein die soms wel, soms geen water spuit. Voor kunstliefhebbers een speelse echo van de Franse tuin ernaast. Voor kleine en grote kinderen een bron voor tijdloze waterpret. Naar verwachting zonder suppoosten.