
Kunstmusea trekken steeds vaker hulpmiddelen uit de kast om de kunst aantrekkelijk te maken. Welke gedachten zitten daarachter, en waar ligt de grens?
(eerder gepubliceerd in Trouw, 24 mei 2016)
Damien Hirst had één kunstwerk uitgeleend, en om dat te zien stonden mensen in 2008 heel lang in de rij in het Rijksmuseum. Het ging om ‘For the love of God’, een schedel met negenduizend diamanten en een waarde van 64 miljoen euro. Het spektakel was niet alleen het kostbare kunstwerk zelf: het stond opgesteld in een glazen vitrine, in een duistere zaal, met twee bewakingsmedewerkers er continu naast. Er mochten maar vijftien bezoekers per keer naar binnen – en dat verhoogde de aantrekkingskracht. Continue reading Van witte kubus naar bonte kermis