Omdat het in april 2023 precies vijftig jaar geleden was dat Pablo Picasso vijftig jaar overleden was – en daar in Nederland geen enkel museum aandacht aan gaf – schreef ik voor Trouw een vijfdelige minicursus Picassokijken, waarvan dagelijks een aflevering online verscheen, en vervolgens vrijdag in de krant. En aansluitend, op de sterfdag van de kunstenaar, verscheen mijn essay over de niet altijd makkelijke erfenis van Picasso
Op woensdag 19 oktober 2022 zal ik bij de Rijksuniversiteit Groningen mijn proefschrift verdedigen. Hoe het Parijse stadsbestuur vanaf 1865 tot 1910 omging met foto’s van Parijs, in het bijzonder met de foto’s die Charles Marville (1813-1879) maakte van de straten die gesloopt zouden worden vanwege de modernisering door Haussmann en keizer Napoléon III, is het onderwerp van het proefschrift. In archieven, wereldtentoonstellingen en publicaties kregen de foto’s – ook voor huidige kijkers nog steeds prachtig en mysterieus – steeds een nieuwe betekenis. Over wat die betekenis was, en welke functie de foto’s hadden, gaat mijn onderzoek. Het is daarmee een case-study over de rol van fotografie in de negentiende eeuw. Historische nauwkeurigheid, wetenschappelijke objectiviteit en moderniteit waren daarbij voor de opdrachtgevers veel belangrijker dan de esthetische kwaliteiten. [Een mooie selectie van de foto’s is hier te zien – en vergeet vooral niet in te zoomen]
Ik deed onderzoek in veel Parijse archieven en bibliotheken, van de Bibliothèque Nationale de France en de Bibliothèque Historique de la Ville de Paris tot de Service Historique de la Défense, mede dankzij beurzen van de Deutsche Forschungsgemeinschaft (DFG), de Rijksuniversiteit Groningen en het Manfred & Hanna Heitingfonds, en onder begeleiding van Prof. dr. Herta Wolf, Prof. dr. Wessel Krul, Prof. dr. Ann-Sophie Lehmann en Dr. Rachel Esner.
Het proefschrift is vooralsnog in het Nederlands, in eigen beheer uitgegeven, vormgegeven door Bart Kraamer. Helaas zijn er op dit moment geen exemplaren meer voorradig, wel zal ik een wachtlijst beginnen, bij tien belangstellenden zal ik weer een serie laten drukken – graag daarvoor een mailtje aan jokedewolf [at] gmail.com
Meer informatie over het proefschrift en de verdediging is te vinden op deze pagina.
De afgelopen weken was ik weer een paar keer op Radio 1 te horen. Voor het programma Met het oog op morgen mocht ik op 1 juli praten over de rol van koeien in de kunst (vanwege een tentoonstelling in Ezinge, en vanwege de boerenprotesten – ik schreef op 14 juni in mijn rubriek het Oog van de wolf ook over koeien, in dit geval over koeien in een schilderij van Paul Gauguin). Het fragment uit het programma waarin ik aan het woord ben is hier terug te luisteren – vanaf minuut 41:40
Op zaterdagochtend 23 juli was ik te gast bij Nieuwsweekend om te vertellen over de Eiffeltoren. Bij de laatste etappe van de Tour de France zal de ‘dame de fer’ ongetwijfeld weer in beeld komen, maar het gaat, zo bleek uit inspectierapporten die het tijdschrift Marianne heeft ontdekken, niet goed met de 330 meter hoge toren: er blijkt ondanks de huidige schilderbeurt veel roest te zijn verdoezeld. Mijn bijdrage is hier terug te luisteren.
Ik heb de afgelopen twee jaar regelmatig geschreven voor De Groene Amsterdammer – en blijf dat met veel plezier doen – stukken die ik niet stuk voor stuk hier op deze site heb gedeeld. Hieronder een snelle (niet volledige) inhaalslag.
Ik schreef over de foto’s van de Archives de la Planète van Albert Kahn, waarvan in het Allard Pierson Museum uitvergrotingen te zien waren. ‘Het is jammer dat de in Nederland gemaakte foto’s uit de Archives de la planète niet in de tentoonstelling hangen, gelukkig zijn ze wel online te bekijken.’ Dat kan hier
Ik schreef over de ‘vergeten’ kunstenaar Gabriële Münter, aan wie in Keulen een tentoonstelling werd gewijd. ‘Malweiber’ werden ze genoemd, schilderwijven, vrouwen die zo nodig ook iets artistieks moesten doen. Ook Münter zou later door haar buren in Beieren zo worden genoemd, maar vanaf het begin deed ze haar uiterste best te laten zien dat ze meer kon dan decoratieve landschapjes schilderen, ze was ambitieus en wilde een goede opleiding. Kandinsky was de eerste leraar die haar talent erkende. ‘Een hopeloze leerling – ik kan je niets meer leren’, schreef hij haar.
Ik schreef over het werk van Shirin Neshat, waarvan in Den Haag in het GEM een kleine tentoonstelling was te zien, eentje die iets te veel leunde op haar oude werk en daardoor de balans kunstmatig verstoorde.
Er was nauwelijks een kunstenaar in de tweede helft van de negentiende eeuw die Eugène Delacroix niet als voorbeeld zag. Het was tijd voor een tentoonstelling.
Als het Vincent van Gogh weer eens tegen zat, troostte hij zichzelf met de gedachte dat zelfs Delacroix afwijzingen kreeg. Zelfs Delacroix. De kunstenaar die Van Gogh in één adem noemde met Rembrandt, een genie dat de werkelijkheid verbeeldde zoals die werkelijk was, dat als geen ander wist hoe je kleur moest gebruiken. Al in 1846 noemde Baudelaire hem ‘de laatste uitdrukking van vooruitgang in de kunst’. Later vielen Édouard Manet en Constantin Guys de dichter wat tegen, Delacroix zou Baudelaire’s grote voorbeeld blijven. Er was nauwelijks een kunstenaar in de tweede helft van de negentiende eeuw die Delacroix niet als voorbeeld zag.
Lit défait. Eugène Delacroix, 1825-28.
En nu? Drie, maximaal vier schilderijen bleven hangen in het collectief geheugen, staan in kunsthistorische overzichten, met als nummer één La Liberté guidant le peuple uit 1830, met die halfnaakte Marianne die het volk achter haar de weg over de lijken toont, de Franse driekleur in de hand. Zijn bekendste doeken zijn in het bezit van het Louvre en zijn daar ook te zien, verspreid, omdat sommige doeken zo groot zijn dat ze in de Grande Galerie moeten hangen. Ook Delacroix’ papieren, aantekeningen, schetsen en dagboeken vallen onder het beheer van het museum, en zijn voor een deel te zien in het voormalige woonhuis van de kunstenaar.
Een grootse tentoonstelling in Amsterdam toont de bewondering van Vincent van Gogh voor Japan. (verschenen in Trouw, 27 maart 2018)
Vincent van Gogh, 35 jaar oud, zit in de trein van Parijs naar Arles, Zuid-Frankrijk. Onrustig kijkt hij uit het raam, besneeuwde velden trekken aan hem voorbij. Brandende vraag, zo schrijft hij later: ‘Is het al Japans?’
Besneeuwd landschap bij Arles. Vincent van Gogh, 1888. Privécollectie
Met steun van het Manfred en Hanna Heitingfonds deed ik begin 2015 onderzoek in het Rijksmuseum in Amsterdam onderzoek naar de foto’s van Charles Marville uit de museumcollectie. Hiervan verscheen in maart 2018 een (Engelstalig) boek, deel 18 uit de serie Rijksmuseum Studies in Photography, dat via de webshop van het Rijksmuseum te koop is.
(gepubliceerd in De Groene Amsterdammer, 10 januari 2018)
In de zomer van 1909 keerde Amadeo Modigliani vanuit Parijs terug naar zijn geboorteplaats Livorno. De drank en drugs van de lichtstad hadden de kunstenaar, van kindsaf tuberculosepatiënt, lichamelijk en geestelijk uitgeput. Thuis sterkte hij aan en vond hij eindelijk de kracht om te beeldhouwen. Maar zijn vrienden lachten om de bustes die hij maakte. Woedend gooide hij de beelden in het kanaal.
Precies 75 jaar later, in 1984, maakte het museum van Livorno een groot geldbedrag vrij om de beelden op te duiken. Tot veler verbazing kwamen er drie abstracte marmeren hoofden boven water, in Modigliani-stijl. Kunsthistorici en conservatoren erkenden de beelden als echt, noemden ze ‘schatten’, ‘magische gezichten’, hadden het over ‘niet minder dan een herleving van Modigliani’s genie’. Totdat, een maand later, bekend werd dat vier mannen uit de omgeving, op het idee gebracht door de groots aangekondigde zoektocht, de beelden zelf in een middag hadden gemaakt met behulp van wat hamers, een schroevendraaier en een Black & Decker. De affaire-‘Modi’ was de grap van het seizoen, een opsteker voor de elektrisch-gereedschapsfabrikant die kon adverteren met de slogan ‘Iedereen heeft talent met een Black & Decker’ en een fikse deuk in het imago van de specialisten en museummensen.
Lees hier, op de site van De Groene, mijn bespreking van de tentoonstelling in Tate verder.
De Duitse fotograaf Michael Wolf richt zijn lens op de grote stad. En juist in de massa ziet hij de variatie. In Den Haag is nu een groot overzicht van zijn werk te zien.
Fotografen kan je verdelen in categorieën. De een gaat op de knieën om details in natuur, mens of wereld uit te lichten die de meeste mensen ontgaan. De ander kiest voor de panoramablik, het overzicht, de afstand. De een gaat voor het gepolijste plaatje, de ander wil juist de rafelranden tonen. Categorieën als deze, stempels, vooroordelen en hokjes maken de wereld overzichtelijk. En een beetje saai. Continue reading Michael Wolf, hokjesman voor de grote stad
Het De Stijljaar is bijna voorbij. Op het nippertje is er aandacht voor de vrouwen van beweging, in het bijzonder één: Nelly van Doesburg, weduwe van Theo. Zonder haar en een haar vriendin Peggy Guggenheim was er waarschijnlijk nooit een De Stijl-jaar geweest.
Bij Van Doesburg, Mondriaan, Van der Leck, Húszar, Oud en Rietveld zijn voornamen overbodig. De Stijl lijkt een mannenbeweging, in 1917 begonnen zíj het tijdschrift waarmee ze hun radicale ideeën over kunst en de samenleving de wereld in brachten. Hun echtgenotes deden het huishouden, zo was lange tijd het idee. Continue reading Peggy, Nelly en De Stijl
Het bericht in de krant van Auvers sur Oise was één zin lang: de Nederlandse kunstenaar Van Gogh had zich, 37 jaar oud, op 27 juli 1890 in de buik geschoten en was anderhalve dag later aan de verwondingen overleden. Inmiddels is elk kruimeltje in het levensverhaal van Van Gogh een maaltijd voor het hongerige publiek.Continue reading Loving Vincent: 65000 slechte schilderijen in 1,5 uur
De in Leeuwarden geboren Mata Hari stierf precies honderd jaar geleden voor het Franse vuurpeleton. Een tentoonstelling van veel brieven en foto’s toont de bewogen levensloop van de wereldberoemde Friezin. (gepubliceerd in Trouw, 17 oktober 2017)
Restauratiewerk aan het Mata Hari-standbeeld in Leeuwarden, 11 oktober 2017. Foto JdW
Mata Hari kreeg een kleine opknapbeurt, kort voor haar jubileum, vorige week. De hoofdversiering was losgekomen, die moest weer even worden vastgelast aan het standbeeld. Hier, in de Leeuwarder binnenstad, werd Margaretha Geertruida Zelle in 1876 geboren, 41 jaar later overleed ze op 15 oktober 1917 voor het vuurpeleton van het Franse leger, schuldig bevonden van spionage voor de Duitsers. De wereld kende haar inmiddels als Mata Hari, oosters danseres en gezelschapsdame. Continue reading Mata Hari in Leeuwarden: hoezo ‘meisje?’
Meer dan duizend Nederlandse kunstenaars woonden in de negentiende eeuw korte of langere tijd in Parijs. De invloed van die stad en de wisselwerking met andere kunstenaars wordt de komende maanden zichtbaar in een tentoonstelling in Amsterdam.
Monument voor François Arago door Jan Dibbets, bij het Observatoire de Paris. Foto JdW
Het grootste kunstwerk van Parijs zie je alleen als je weet dat het er is. En waar. Onder een tafeltje van Café de Flore aan de Boulevard Saint Germain, op steentjespaden van het Jardin du Luxembourg, zelfs in het Louvre kan je kleine bronzen plaquettes vinden met ‘Arago’ erop. In 1994 plaatste de Nederlander Jan Dibbets (1941) dit ‘denkbeeldig monument’ van 135 bronzen plaquettes over de hele noord-zuidas van Parijs ter nagedachtenis aan François Arago (1786-1853), de Franse natuurkundige, astronoom en politicus. Die berekende in 1804 door hoe de nulmeridiaan vanaf Parijs over de rest van de wereld liep – waarbij hij en passant ontdekte dat de meter zoals die in 1795 was vastgesteld op basis van die meridiaan, 0,2 milimeter te kort was. Bepalend voor het nulpunt was het observatorium aan de zuidkant van Parijs geweest, van waaruit Arago later persoonlijk de hemellichamen zou bestuderen. Continue reading Nederlanders in Parijs
Richard Basquié, Sans titre. Etant donnés. 1. La chute d’eau. 2. Le gaz d’éclairage. (…) 1991, foto JdW
In Parijs bezocht ik de tentoonstelling Dioramas in het Palais de Tokyo. Voor De Groene mocht ik erover schrijven (gepubliceerd op 7 december), dat is hier terug te lezen.
Boek van de week: ‘Hier zijn is heerlijk’. Biograaf Marie Darrieussecq raakte gefascineerd door Paula Modersohn-Becker en schreef een boek over de Duitse kunstschilder.
(gepubliceerd in Trouw, 8 april 2017)
Het eerste werk dat ze van haar zag, flitste bij toeval voorbij. Schrijfster Marie Darrieussecq noemt het zelf een spambericht, de aankondiging voor een psychoanalytisch seminar over moederschap in 2010, waar een kleine afbeelding bij zat. Een schilderij van een moeder met kind. Na het de borst te hebben gegeven ligt ze in de comfortabele houding die Darrieussecq uit eigen ervaring kende maar nooit op schilderijen zag. “Niets zoetelijks, niets heiligs, niets erotisch: een ander soort wellust. Immens.” Continue reading Marie Darrieussecq: ‘Niets zoetelijks, niets heiligs, niets erotisch: een ander soort wellust’