Michael Wolf, hokjesman voor de grote stad

(gepubliceerd in Trouw, 20 januari 2018)

De Duitse fotograaf Michael Wolf richt zijn lens op de grote stad. En juist in de massa ziet hij de variatie. In Den Haag is nu een groot overzicht van zijn werk te zien.

Fotografen kan je verdelen in categorieën. De een gaat op de knieën om details in natuur, mens of wereld uit te lichten die de meeste mensen ontgaan. De ander kiest voor de panoramablik, het overzicht, de afstand. De een gaat voor het gepolijste plaatje, de ander wil juist de rafelranden tonen. Categorieën als deze, stempels, vooroordelen en hokjes maken de wereld overzichtelijk. En een beetje saai.
De Duitse fotograaf Michael Wolf (1954, geen familie van Trump-biograaf Michael Wolff) speelt met ons aangeboren hokjesdenken: in zijn werk komen klein en groot, mooi en lelijk, goed en slecht steeds samen. Hij is degene die de flats van Hong Kong van grote afstand fotografeerde, zo scherp en strak dat het in eerste instantie een abstract schilderij lijkt. Kijk je van dichtbij dan zie je dat het leven achter ieder raam anders is. Hij is ook degene die in Tokio metroreizigers fotografeerde met hun gezicht tegen het beslagen raam, hun ogen gesloten. Ondanks de claustrofobische mensenmassa tonen ze zo onbewust een heel intieme, tijdloze kant van zichzelf.
In het Fotomuseum in Den Haag is vanaf vandaag een groot overzicht van zijn werk te zien, het eerste van deze omvang in Nederland. Wat een feest. De foto’s zijn geordend per serie, zo spring je als bezoeker zonder moeite van de Japanse metrofoto’s naar de het leven in de wolkenkrabbers van Chicago, en van Parijse schoorsteenlandschappen naar een Duits mijnwerkersstadje in 1976.
Dat springerige is typisch Wolf, hij is een cosmopoliet. Hij werd in 1954 geboren in München, groeide op in de VS en Canada, keerde terug naar zijn geboorteland voor een studie aan de kunstacademie van Essen, en vertrok in 1994 naar Honkong als reportagefotograaf voor Duitse tijdschriften. En toen raakte hij onder de indruk van stoelen.
Stoelen waarvan de zitting drie keer is gerepareerd en is bekroond met de kussens van autostoelen. Waarvan een van de poten bestaat uit twee bakstenen en een haspel, een ander is gespalkt met een plankje en ijzerdraad. Een blauwe ribfluwelen zitting op een stapel dakpannen. Een stalen frame waar je dankzij een zelfgeknoopt web van touwtjes toch nog op kunt zitten. Slimme knulligheid. Stoelen die hij overal in Chinese steden tegenkwam, en bewonderde om hun schoonheid, de vindingrijkheid van de eigenaars. Sommige van de stoelen nam hij mee – er staan er een paar in Den Haag – andere fotografeerde hij. En zo laat hij zien dat zo’n standaardobject, zo’n tijdloos gebruiksvoorwerp, heel makkelijk een eigen karakter krijgt.
Het tegenovergestelde trof hem ook: bij zijn laatste grote commerciële reportage over Chinese fabrieken kwam hij in 2003 in een fabriek waar medewerkers aan de lopende band plastic speelgoed maakten. De arbeidsomstandigheden waren abominabel, de eindprodukten schattig en bedoeld voor onschuldige kinderen. Voor ‘The Real Toy Story’ verzamelde hij honderden plastic speelgoedbeestjes en -poppen, allemaal ‘made in China’, in Den Haag stelde hij de collage opnieuw samen. Het is het meest schrijnende werk uit de tentoonstelling: mocht je eerst nog enthousiast zijn omdat je de speeltjes herkent, de foto’s ertussen temperen de vrolijkheid. Fabrieksmedewerkers, vaak nauwelijks volwassen, die naast een doos babypoppen onder een tafel slapen, een onaffe pop in de armen geklemd, of aan de lopende band gezichtjes schilderen.
De grote doorbraak van Wolf kwam met zijn ‘Architecture of Density’, de serie beeldvullende wolkenkrabbers die hij vanaf 2004 zonder lucht of bodem haarscherp vastlegde. In Den Haag hangen ze prachtig, zwevend in de ruimte met hun zes tot acht vierkante meter. De terreur van de herhaling in de architectuur is bijna beangstigend à la Bladerunner, de menselijke bewoners bieden dapper weerstand. Verslavend, het speuren langs de gevels naar kleine variatie. Sommigen kunnen hun wasgoed nog buiten hangen, die hebben het makkelijk: je hangt een knalrode deken op en klaar ben je. In de extreme gevallen, wanneer de flats gestoffeerd zijn verhuurd, is onderscheid alleen mogelijk in de manier waarop je je gordijnen sluit. Maar zelfs dán blijkt ieder mens in staat zich te onderscheiden.
Toen Wolf tien jaar geleden in Parijs terechtkwam, begon hij onzeker: hoe kon hij deze oude, vrijwel torenloze stad op zijn eigen manier benaderen? Google Streetview bood uitkomst. Hij verkende de stad online, volgde de camera’s die de lichtstad zo geanonimiseerd mogelijk proberen weer te geven. Ook hier vond hij zijn menselijke ruis, en fotografeerde ze vanaf zijn computerscherm, de gekleurde puntjes van zijn kleurenmonitor zijn uitvergroot te herkennen. Iemand die gehurkt achter een auto een plasje doet, mensen die een middelvinger opsteken tegen de voorbijrijdende camerawagen. En een stel dat in een portiek staat te zoenen. De foto’s van Wolf zijn een betoverend eerbetoon aan de wereldburger die zich niet in hokjes laat vangen.

Vijf sterren

‘Michael Wolf: Life in Cities’, tot 22 april in het Fotomuseum Den Haag, fotomuseumdenhaag.nl. De catalogus ‘Works’ (Peperoni Books) kost 50 euro.


Posted

in

, , ,

by

Tags: