IJsselbiennale: heen en weer

Voor de IJsselbiënnale maakten kunstenaars 26 kunstwerken die van Doesburg tot Zwolle langs en op de IJssel te zien zijn. Een inventarisatie in vogelvlucht. (verschenen in Trouw, 12 augustus 2017)

Zoef. Even een ander geluid, ander licht en de oversteek is alweer voorbij. De kruising van een snelweg met een rivier beleef je meestal in een flits. Nu staan we ónder die snelwegbrug, in dit geval van de A1 bij Deventer, op een smal dijkje langs de westoever van de IJssel, de Bolwerksweg. Ingenieurs, wegen- en bruggenbouwers noemen hun bruggen en bouwwerken kunstwerken. Inderdaad, de betonnen snelwegbanen hebben van onderaf een onverwachte charme, een lichtheid waarmee ze op hoge potende rivier overspannen is bijna elegant. Vandaag is het dubbelop kunst. Aan twee van de pijlers heeft John Bijnens (1989) een structuur als een honingraat opgehangen. ‘The conference, 24/7’ heet het werk, en op de website van deze Belgische kunstenaar is te zien dat het lichtgeeft, ‘s nachts. Net als de snelweg erboven kent ook dit kunstwerk geen rust.
Zonder die kunst waren we hier niet geweest, en al waren we er geweest, hadden we hier niet stilgehouden. De pas op de plaats is te danken aan de IJsselbiennale, de manifestatie die dit jaar voor het eerst plaatsvindt, waarvoor 26 speciaal voor de gelegenheid en omgeving gemaakte kunstwerken met een grote K, van Doesburg tot Zwolle langs en op de IJssel staan. Kunst van vooral Nederlandse en soms buitenlandse kunstenaars met een ernstig thema: de klimaatverandering. De route is met de fiets of te voet te volgen en eventueel ook per auto te bereiken, gemiddeld elke vier kilometer is er een kunstwerk te zien. Klimaatverandering lijkt ongrijpbaar, het gaat om astronomische getallen, ook bij de IJssel. Waar te beginnen? 130.000 jaar geleden, toen de Rijn door de IJsselvallei stroomde? Of ergens in de vroege middeleeuwen, toen er, na een droogvallen van zo’n 50.000 jaar, weer water begon te stromen, en rond het jaar 800 de eerste kerken verrezen in Zutphen en Deventer? Deze Biënnale begint bij Doesburg, waar de Oude IJssel bij de vanuit Arnhem afgebogen IJssel komt.

Cardo’ van Marieke de Jong (1972), is een tegenvaller. Het staat wat ongelukkig op een grasveldje aan het begin van een nieuwbouwwijk. De Jong heeft twaalf bakens neergezet, dicht op elkaar. Bovenin staan driehoekstekens, alsof ook hier, nog voor het stijgen van de zeespiegel, de codes van de rivier al gelden en te begrijpen zijn. Maar door de omgeving en de nieuwbouwwijk erachter lijken het eerder ornamenten van een tuincentrum.
Nee, lang niet alle kunst op de route is van museumniveau, en dat is ook niet te verwachten. Het is al een hele prestatie om over zo’n lange afstand kunstwerken te laten maken en plaatsen. In een leegstaande loods bijvoorbeeld, in de haven van Doesburg, speelt een duistere film van Levi van Veluw (1985). Het is een in slow-motion gefilmde omverwerping van een in miniatuur gebouwd archief, als een vooruitblik op het eind van de beschaving. Buiten, vanaf een landtong voor de net gerenoveerde kade met nieuwbouwwijk, is er voor het eerst vrij zicht op de kronkelende rivier. Een brede rivier die traag door het laagland gaat, Marsman dringt zich op, Ruysdael, Cuyp.
Maar zelfs deze op het oog zo gemoedelijke rivier heeft haar schaduwzijde, zo herinnert een informatiebordje, op de kade staan stalen damwanden, en de rand is met een betonnen kap verstevigd. Het water is al vaak te hoog gestegen. Kunstenaar Jasper Niens (1980) speelt met die (on-)veiligheid. Hij bouwde, geïnspireerd op de vorm van een Duitse experimentele fusiereactor een organisch uitziende koker van houten driehoeken, die van de buitenkant wordt samengehouden door een constructie van stalen buizen. Het bouwwerk staat in de beschutting van bomen in een bocht van de IJssel bij Olburgen. Je mág erop klimmen, dat staat erbij, maar het ding is er niet speciaal voor gebouwd. Niens doet je twijfelen. Erin klauteren gaat iets makkelijker, maar ook daarbij moet je goed nadenken hoe en waar je je kunt vasthouden. Van binnenuit is het uitzicht naar buiten gefragmenteerd, weer buiten realiseer je je de grootsheid van het panorama dat je kunt waarnemen.
Bij Zutphen, achter het station en die eeuwenoude binnenstad, leidt de route naar een gebied dat zelfs Google nog niet kent. Het hippe stadsstrand aan de Noorderhaven is vooralsnog een bouwput met een kunstwerk. De ‘Waagschaal’ van Bouke Groen (1976) is een geel transparante koker die water oppompt als tegenhanger voor het gewicht van de persoon die op een plateau stapt. De toelichting spreekt over een metafoor voor ‘je persoonlijke aanwezigheid en je invloed op het klimaat’, maar het voegt weinig toe aan het ook hier weer schilderachtige uitzicht op de rivier.
De ‘Terp voor een toekomst’ van Jeroen van Westen (1955) en de Zwitser Curdin Tones (1976) maakt even verderop veel goed. De ‘terp’ is een niet meer gebruikte afvalberg op de plaats van een oud verdedigingsfort. Met 88 treden kan je omhoog, en vanaf de afgeplatte alp kijk je neer op de IJsselvallei naar het noorden, het Twentekanaal richting het oosten, en waan je je even op gelijk niveau met de wolkenlucht. De terp zou nieuw woongebied kunnen zijn, mocht de zeespiegel stijgen. De kunstenaars hebben alvast twee bankjes en een waterpomp neergezet, en een aantal paden aangelegd.
Na de kruising met de A1 en de historische kade van Deventer staat er op een lage oever de ‘Borboros’ van Gerard Groenewoud (1958) en Tilly Buij (1957). Je zou het kunnen afdoen als een houten ronde inloopkast met potten water in de muur. Maar doordat het water afkomstig is uit allerlei verschillende (al dan niet verontreinigde) rivieren en sloten, en het licht er vrij spel op heeft, ontstaat een magisch spel van licht en projectie, en wordt de kast een kathedraal aan de rivier, een lofzang op het water.
Nog grootser en nietiger tegelijkertijd is de koepelconstructie van de Schotse kunstenaar Aeneas Wilder (1967). Die staat op de bloemenweide van Landgoed De Haere, een groene oase op een rivierduin bij Olst. De koepel bestaat uit als lucifers gestapelde balken larikshout, en bovenin, op vier meter hoogte, groeit aarzelend een boom. Als het water stijgt moeten we de lucht in, en hebben de bomen nodig voor de houvast, zo lijkt de boodschap.
Even verderop, aan de andere kant van de IJssel, staan ook de ingenieurs-kunstwerken al op pootjes. Daar loopt sinds februari dit jaar de omstreden ‘Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld’, die overvloedig IJsselwater kan opvangen om zo overstromingen in het rivierengebied te voorkomen. De weg is over een lengte van 1500 meter op palen gezet, midden in het weiland, de hoogspanningsmasten hebben er extra lange poten gekregen om ook als ze onder water staan te functioneren. Het kunstwerk van Maze de Boer (1976), een in het droge weiland ronddraaiende zeilboot, valt door al die surrealistische ingrepen nauwelijks meer op. De nietigheid van de mens tegenover de tijd en de natuur, hoe schilderachtig ook, is overduidelijk. De stem van het water, die van Marsman en die van Gates, overschreeuwt de ordeningspogingen. En de mens, met zijn kunstwerken, flitst voorbij.


Posted

in

, ,

by