Omdat het in april 2023 precies vijftig jaar geleden was dat Pablo Picasso vijftig jaar overleden was – en daar in Nederland geen enkel museum aandacht aan gaf – schreef ik voor Trouw een vijfdelige minicursus Picassokijken, waarvan dagelijks een aflevering online verscheen, en vervolgens vrijdag in de krant. En aansluitend, op de sterfdag van de kunstenaar, verscheen mijn essay over de niet altijd makkelijke erfenis van Picasso
Voor De Groene Amsterdammer kon ik nu de musea weer open zijn, eindelijk weer een tentoonstelling recenseren. Ik ging naar Maastricht en zag daar de expositie Engelenkeel van Berlinde De Bruyckere.
‘De Bruyckere beeldt geen gezichten af. Ze liet mensfiguren hun hoofd verstoppen onder dekens, de lichamen zoals die uit Voorlinden zijn niet alleen hoofdloos, ze zijn ook geslachtloos. De veren van de engelen uit de Hagia Sophia keren terug op de jassen van de Sjemkels, hun hoofden voorgoed verstopt, open voor iedere zondaar om er zijn gelijkenis in te zien.’
In Trouw schreef ik een artikel over de warme relatie tussen machthebbers en kunst (zie hieronder), ik mocht er later ook over vertellen op Radio 1 (en op NPO2), terugkijken kan hier, vanaf minuut 47:00
(Gepubliceerd in Trouw, 2 februari 2021) Amerikaanse presidenten en hun voorgangers maken handig gebruik van kunst. Ze bestendigen er hun macht mee en laten tegelijk zien welke nieuwe politieke wind er waait, aldus kunsthistorica Joke de Wolf
Direct na zijn inauguratie keek president Biden naar een schilderij. Hij deed dat samen met zijn vrouw Jill, met de nieuwe vicepresident Kamala Harris en de Second Gentleman, zoals de man van Kamala Harris officieel wordt aangeduid. Eerder had de 22-jarige Amanda Gorman al de show gestolen met een gedicht – de poëzie was een welkome afwisseling van de holle frases van de andere aanwezigen.
Rock Strangers van Arne Quinze, op het Zeeheldenplein van Oostende. Foto JdW
Het jubilerende tijdschrift BK-Informatie organiseert een symposium over kunst in openbare ruimte, 20 januari, deels online te volgen. Ik praat daarbij met Giny Vos, Anna Tilroe, Femke Schaap en Kamiel Verschuren over het nut van gedoe rond kunst in openbare ruimte. Hier lees je meer over het symposium (er zijn nog kaarten te krijgen), in 2019 schreef ik hier een column over het onderwerp voor HP/De Tijd, en hier staan de artikelen uit de serie die ik in 2018 schreef over kunst in openbare ruimte voor Trouw.
Ik heb de afgelopen twee jaar regelmatig geschreven voor De Groene Amsterdammer – en blijf dat met veel plezier doen – stukken die ik niet stuk voor stuk hier op deze site heb gedeeld. Hieronder een snelle (niet volledige) inhaalslag.
Ik schreef over de foto’s van de Archives de la Planète van Albert Kahn, waarvan in het Allard Pierson Museum uitvergrotingen te zien waren. ‘Het is jammer dat de in Nederland gemaakte foto’s uit de Archives de la planète niet in de tentoonstelling hangen, gelukkig zijn ze wel online te bekijken.’ Dat kan hier
Ik schreef over de ‘vergeten’ kunstenaar Gabriële Münter, aan wie in Keulen een tentoonstelling werd gewijd. ‘Malweiber’ werden ze genoemd, schilderwijven, vrouwen die zo nodig ook iets artistieks moesten doen. Ook Münter zou later door haar buren in Beieren zo worden genoemd, maar vanaf het begin deed ze haar uiterste best te laten zien dat ze meer kon dan decoratieve landschapjes schilderen, ze was ambitieus en wilde een goede opleiding. Kandinsky was de eerste leraar die haar talent erkende. ‘Een hopeloze leerling – ik kan je niets meer leren’, schreef hij haar.
Ik schreef over het werk van Shirin Neshat, waarvan in Den Haag in het GEM een kleine tentoonstelling was te zien, eentje die iets te veel leunde op haar oude werk en daardoor de balans kunstmatig verstoorde.
BK-Informatie, het vakblad voor beeldend kunstenaars, bestaat veertig jaar. Vanwege dat jubileum organiseert het op 5 november een symposium over kunst in openbare ruimte in Utrecht. Omdat ik regelmatig heb geschreven over het onderwerp is mij gevraagd een vraag te stellen en op basis daarvan een aantal gasten uit te nodigen. Er zijn slechts enkele ‘echte’ kaarten beschikbaar, vanwege de coronamaatregelen, daarnaast wordt het gesprek ook gestreamd en kan iedereen dus live meekijken tegen een kleine betaling.
‘Destroy my face’ van Erik Kessels, een fotoproject in een skatehal tgv Breda Photo dat na online ophef is verwijderd. Foto: JdW
Wie die gasten zijn, is nog niet bekend, de vraag al wel:
‘“Wat is het nut en de noodzaak van gedoe bij kunst in de openbare ruimte?” Kunst in de openbare ruimte is voor alle gebruikers van die ruimte zichtbaar aanwezig, en veroorzaakt daardoor vaak gedoe. Voorbijgangers, omwonenden en belanghebbenden zoals winkeliers en uitzichtliefhebbers laten vaak al voordat het werk er staat, weten wat ze ervan vinden. Vooral als het werk hen niet aanstaat, weten ze zich off- en online te verenigen met actiegroepen en petities, en zoeken ze hun gelijk bij pers, sponsoren of politiek. Joke benoemde in een artikel in HP/ De Tijd drie categorieën gedoe: “Gemopper door mensen die moderne kunst zonde van het geld vinden – ‘daar kan je heel veel vuilnis van ophalen’ -, mensen die het niet eens zijn met de ideologische uitgangspunten van het beeld – ‘die misdadiger verdient geen monument’ – of van mensen die de plaats niet geschikt vinden – ‘dat zijn onmisbare parkeerplaatsen’.” Op z’n best zijn alle drie de categorieën op de een of andere manier vertegenwoordigd, concludeerde ze. Want als tegenstanders zich roeren, melden voorstanders zich ook. Tijdens het symposium discussiëren we verder over deze vragen. Kan gedoe bijdragen aan de omarming van een kunstwerk? En biedt een pittig debat juist niet de mogelijkheid voor de wenselijke hoor en wederhoor?
Op 7 maart mocht ik de tentoonstelling ‘On Sight’ openen, een expositie met werk van Caroline Van den Eynden, Inez de Brauw en Sebastian Diaz Morales, in 38cc, Delft. De hele tekst is hier te lezen, hieronder enkele passages.
‘De werken van Caroline Van Den Eynden, de zo liefdevol vormgegeven maquettes van denkbeeldige bouwwerken, nodigen uit tot dwalen. […] Prominent aanwezig in de maquettes zijn de vensters, de ramen, de glazen overkapping als onderdeel van het werk, de weg van binnen naar buiten, of, voor ons, passerende reuzen, juist van buiten naar binnen. Als een Grote Vriendelijke Reus zou je de bewoners mooie dromen willen toeblazen, maar deze huizen geven de dromen juist aan ons terug. Spiegelmuren maken ons, samen met de rest van de omgeving, de buizen van de galerie en de andere kunstwerken én met de Delftse lucht, onderdeel van het werk. We staan er midden in.Voor de scherpe toeschouwer is daar binnen trouwens nog een andere mogelijkheid tot ontsnapping: via het projectiescherm.’
In de zomer van 2018 schreef ik voor Trouw een serie over kunst in de Nederlandse openbare ruimte. Een openingsverhaal over de lusten en lasten van het bedenken ervan, en daarna een thematische rondreis langs de verschillende soorten buitenkunst. Over Landart in Flevoland, standbeelden van helden in Den Haag, kunst langs de snelweg, Vinexkunst, rotondekunst en tot slot herinneringskunst op de Afsluitdijk en in Oost-Groningen.
De performances van Marina Abramovic uit de jaren zeventig en tachtig vroegen veel van het lichaam en uithoudingsvermogen van de kunstenaars. In Bonn worden ze nu opnieuw uitgevoerd.
(Gepubliceerd in Trouw, 16 mei 2018)
Dertig. Een twee drie vier vijf zes zeven acht negen, veertig. Een twee – ik ben rijstkorrels aan het tellen. Tellen als kunst: het is onderdeel van een performance van Marina Abramovic uit 2015. ‘Counting the Rice’ heet het en het idee is, zo zegt het bordje in het museum, om ‘tijd, ruimte, licht en leegte te ervaren en daarover te reflecteren’. Ook kan ‘een verbinding met het hier en nu’ ontstaan.
‘Hier’ is een grote tafel in de Bundeskunsthalle in Bonn, bij de tentoonstelling ‘The Cleaner’ van Marina Abramovic,. een overzichtstentoonstelling die eerder te zien was in musea in Zweden en Denemarken. ‘Nu’ is een zondagmiddag in mei. Buiten lijkt het zomer, binnen een handvol bezoekers. Aan de lange tafel zit nog één andere rijsttelster, de andere achttien plaatsen zijn leeg. Midden op de tafel is zo’n tien kilo witte rijst uitgekieperd en vermengd met zwarte linzen. Bij iedere stoel liggen een papiertje en een potlood. Tassen, horloges en mobiele telefoons zijn opgeborgen in een kluisje achter ons, je kunt een koptelefoon opzetten tegen omgevingsgeluid.
Het werk van de Amerikaanse fotograaf David LaChapelle (1963) is vaak vergeleken met platte reclame. Toch gaan de foto’s, op een eigen Hollywoodmanier, de diepte in.
(gepubliceerd in Trouw, 23 april 2018)
Wat zijn ze mooi, de mensen op de foto’s van David LaChapelle. Mooi en perfect naakt, ook dat nog, ze glimmen je tegemoet. En het rare is: die perfectie is echt.
Hij kreeg ze allemaal voor de camera: Madonna, Michael Jackson, Andy Warhol, Lady Gaga, ga maar door. En toen had hij er genoeg van, van al die glamour. Al die beroemdheden, modebladen, al die aandacht, al die seks en drugs en verveling. Dus vertrok hij naar Hawaï en maakte nog perfectere foto’s, met nog mooiere mensen, met het paradijselijke landschap als decor. Nog meer naakt. Zo gaat dat in de wereld van David LaChapelle.
M.C. Escher (1898-1972) woonde de eerste vijf jaar van zijn leven in Leeuwarden. Aanleiding voor het Fries Museum voor een grote tentoonstelling. En neem daar vooral even de trap naar boven.
(Gepubliceerd in Trouw, 2 mei 2018)
M.C. Escher behoeft geen introductie, zijn vlakvullingen en optische illusies zijn wereldberoemd. Een stuk beroemder dan zijn geboortestad Leeuwarden. Slim van het Fries Museum om in het jaar dat Leeuwarden Culturele Hoofdstad is, hier een grote tentoonstelling te wijden aan ‘hun’ Escher.
Eschers geboortehuis is nu weliswaar een museum, maar geen Eschermuseum. Museum het Princessehof opende in 1917, negentien jaar na Eschers geboorte aan de Grote Kerkstraat in Leeuwarden. Toen was de familie Escher al vertrokken uit de Friese hoofdstad. Maurits Cornelis, ‘Mauk’ voor vrienden, woonde er tot zijn vijfde.
In het Keramiekmuseum Princessehof, zoals het geboortehuis inmiddels heet, is een kleine presentatie te zien over Eschers jeugd. Een krantenknipsel verhaalt er over een tentoonstelling van Eschers prenten in dat museum in 1929 waar twaalf betalende bezoekers kwamen. Continue reading De Escher Company op volle toeren in Leeuwarden
In Mali trok de prestigieuze fotobiënnale van Bamako afgelopen winter weinig bezoekers. Nu is de tentoonstelling voor het eerst buiten Afrika te zien, in Nederland. En dat is een grote eer.
Lopend van een nagebouwd Ghanees woonerf naar een tentoonstelling over Soedanese en Keniaanse herdersvolken zullen argeloze bezoekers van het Afrikamuseum vreemd opkijken: in twee grote ruimtes zijn de komende maanden foto’s en films te zien van hedendaagse Afrikaanse kunstenaars en fotografen.
En die kunstenaars fotograferen geen traditioneel Ghanees woonerf of Soedanese herdersvolken, die maken foto’s en kunst zoals je die in een gewoon kunstmuseum zou kunnen en willen zien. Foto’s met persoonlijke verhalen (een zwart-wit-reportage over een geestelijk gehandicapt broertje), mooie beelden van vreemde plekken (een door Chinezen uit de grond gestampte spookstad in Angola) en een reactie op aangrijpende sociale misstanden (een albino-fotomodel dat met de ogen dicht poseert in een sloppenwijk). Interessante, doordachte, en zorgvuldig uitgewerkte en gepresenteerde kunst. Nee, dit is geen tentoonstelling met bijeengeraapt werk van een paar enthousiaste fotografen, dit is de Biënnale van Bamako.
Zelden is een stad zo sterk verbonden met een kunstenaar als Bologna met Giorgio Morandi, die daar zijn leven lang stillevens van potjes en vaasjes schilderde. Is dat ook terug te zien in de stad? Joke de Wolf ging kijken. (voor Trouw, 20 februari 2018)
Delft hoort bij Vermeer, Jeroen Bosch bij Den Bosch. Stadsmarketeers houden van kunstenaars en geven graag de indruk dat je het werk van een kunstenaar beter begrijpt na een bezoek aan zijn of haar leefomgeving. Zelfs wanneer de schilderijen geen directe weergave van die omgeving zijn. Terecht? Of is het alleen maar een manier om de kas van de plaatselijke ondernemers te spekken? Continue reading De bevroren personages van Morandi. In Bologna.
Voor Letter & Geest, de zaterdagbijlage van Trouw, schreef ik 10 februari 2018 een essay over de seksuele moraal in musea. Een reactie op een artikel van cultuurhistoricus Leon Hanssen, een week eerder.
Musea zijn er om alle kunst te tonen, óók seksueel grensoverschrijdende. Laat het morele oordeel over aan het publiek, betoogt Joke de Wolf.
In 2015 zijn in Nederland 23 schilderijen verboden, met daarop (half)naakte jongetjes met engelenvleugels die seksuele handelingen verrichten. De makers boden ze online te koop aan. Zij hadden zich, zo gaven ze toe aan de Hoge Raad, direct laten inspireren door kinderpornofoto’s. De Raad oordeelde dat het bezit en verkopen van de schilderijen strafbaar was: het waren weliswaar schilderijen, maar ‘de wijze van schilderen is zodanig dat men bijna van een fotografische afbeelding kan spreken’. Continue reading Musea, laat zien die viezigheid. #metoo in het museum