De Escher Company op volle toeren in Leeuwarden

In het gereconstrueerde atelier van Escher

M.C. Escher (1898-1972) woonde de eerste vijf jaar van zijn leven in Leeuwarden. Aanleiding voor het Fries Museum voor een grote tentoonstelling. En neem daar vooral even de trap naar boven.

(Gepubliceerd in Trouw, 2 mei 2018)

M.C. Escher behoeft geen introductie, zijn vlakvullingen en optische illusies zijn wereldberoemd. Een stuk beroemder dan zijn geboortestad Leeuwarden. Slim van het Fries Museum om in het jaar dat Leeuwarden Culturele Hoofdstad is, hier een grote tentoonstelling te wijden aan ‘hun’ Escher.

Eschers geboortehuis is nu weliswaar een museum, maar geen Eschermuseum. Museum het Princessehof opende in 1917, negentien jaar na Eschers geboorte aan de Grote Kerkstraat in Leeuwarden. Toen was de familie Escher al vertrokken uit de Friese hoofdstad. Maurits Cornelis, ‘Mauk’ voor vrienden, woonde er tot zijn vijfde.

In het Keramiekmuseum Princessehof, zoals het geboortehuis inmiddels heet, is een kleine presentatie te zien over Eschers jeugd. Een krantenknipsel verhaalt er over een tentoonstelling van Eschers prenten in dat museum in 1929 waar twaalf betalende bezoekers kwamen.

Dat is inmiddels wel anders. In 2011 had een Eschertentoonstelling in Brazilië het wereldwijde bezoekers-jaarrecord met een half miljoen entreekaartjes in twee maanden. Ook in het Fries Museum is het dringen. ‘Escher op reis’ is een tentoonstelling met lage instap. Korte teksten, geen veellettergreperige woorden (u bent er nog!). Veel show.

En weinig nieuws. Vorig jaar in Den Haag was te zien dat Escher veel van zijn Italiaanse landschappen natekende van door hem zelf gemaakte foto’s, hij hield zelfs precies bij wanneer hij een bepaalde foto had gemaakt. In Leeuwarden staan die foto’s op de achtergrond. Hier gaat het enkel over een ‘ontwakende kunstenaar’ en zou je een superlatievenbingo kunnen houden bij de zaalteksten.

Niet vermeld in de tentoonstelling: de belangen van Escher worden behartigd door een Escher Company die ijverig de beeldrechten controleert, ook in deze krant, en die daarnaast tientallen tentoonstellingen per jaar organiseert.

Privéverzamelaar Federico Giudiceandrea schreef de teksten voor de treurig vormgegeven catalogus, net als die voor vele andere tentoonstellingen dit jaar. Ook in de catalogus is het levensverhaal van Escher één groot succesverhaal. Was er, met al die subsidies, dan niet één onafhankelijke Escher-onderzoeker te vinden?

Genoeg gemopperd. Natuurlijk is het prettig de klassieke prenten bij elkaar te zien, die zinsbegoochelende trappen, die merkwaardige vogels, in het echt. Of nee, wacht. Niet alle prenten zijn ook werkelijk alleen door houtsnede of lithosteen ontstaan, er zijn hier en daar ook ordinaire digitale reproducties te zien. Als ‘echte’ prent aan de muur, ingelijst, met de opmerking ‘reproductie’. Of simpelweg opgenomen in het fotobehang, inclusief nepschaduw.

Nu zouden we kunnen zeggen dat dat allemaal niet zoveel uitmaakt. Dat het gaat om de afbeelding. En dat de foto’s uit Eschers fotoalbum toch veel beter zichtbaar zijn als je ze wat groter ziet. Maar juist bij zo’n tentoonstelling met brede doelgroep, juist bij bezoekers die niet elke maand in een museum komen, kan het geen kwaad te laten zien waaróm je naar zo’n instelling zou gaan: om even oog in oog te staan met het echte kunstwerk, de echte foto, niet nóg een digitaal aftreksel.

Gelukkig komt niet alles uit de inktjetprinter. Er is uitgepakt met een reconstructie van Eschers werkkamer, met échte stoelen, een vergrootglaslamp met daaronder een écht ingesneden houtblokje, en echte boeken in de kast.

Er zijn Eschers voorbereidende potloodtekeningen van de beroemde vlakvullingen. Schetsen van een wiskundige, niet van een kunstenaar – Escher heeft nooit anders beweerd.

Een vakman was hij, opgeleid als graficus. De afdrukken maakte hij liefst zelf, thuis, met de achterkant van een lepel. Soms wel zeshonderd van één prent. Na zijn dood liet hij alle houtblokken en lithostenen vernietigen, zo kon er geen misbruik van worden gemaakt. Fraai is de presentatie van de prenten die Escher maakte van Rome bij nacht: in het donker, mooi uitgelicht, waarbij duidelijk is dat hij elke keer een ander motief koos in de arceringen.

Hedendaagse kunstenaars

Er is een geheime tentoonstelling op de derde verdieping. Zo slecht aangegeven dat er hooguit twaalf bezoekers zijn. Voor ‘Phantom Limb’, zoals de tentoonstelling heet, heeft het museum de lijn van Escher doorgetrokken. De lijn van de optische illusie, van de ontbrekende factor, in het werk van hedendaagse kunstenaars. Je stapt in een ruimte waar eerder een feest is geweest. Niet alleen de gasten zijn verdwenen, ook de kleur: van confetti tot cola is alles zwart-wit. Dominique Teufen maakte het in 2009. Prettig vervreemdend.

En zo gaat het door: Marc Philip van Kempen maakte in 2010 een serie foto’s van spullen in zijn atelier waarbij het lijkt alsof er in geknipt en geplakt is. Razendknap en je blijft kijken en je afvragen – is het écht niet nep? Op de schilderijen van Lieven Hendriks is het net alsof gaten in het schilderij zijn geknipt, je ziet een schaduw op de muur die toch gewoon een knap geschilderd stukje doek is.

Misschien nog wel het mooiste zijn de ‘interventies’ van Michiel Kluiters. Binnen en buiten de tentoonstelling brengt hij met architectuurfoto’s op de bestaande museummuren de bezoeker in verwarring: muren lijken op te houden of juist door te lopen. Nepschaduw op z’n best.

Ruimtelijke illusies van Michiel Kluiters

 

Escher op reis: twee sterren

Phantom Limb: vier sterren


Posted

in

, ,

by