Jan Weissenbruch: de monumentenman

De Lepelstraat tussen de Grote Kerk en de Vleeshal in Haarlem, Jan Weissenbruch, ca. 1860
De Lepelstraat tussen de Grote Kerk en de Vleeshal in Haarlem, Jan Weissenbruch, ca. 1860

Jan Weissenbruch schilderde het Nederlandse landschap zoals hij dat graag zag. In Haarlem is te zien hoe hij zijn omgeving met zijn verbeelding bijschaafde en transformeerde tot decors voor een spannend verhaal.

Je zou er zo in kunnen stappen, in het schilderij van Jan Weissenbruch. De Lepelstraat, tussen de Haarlemse Grote Kerk en de Vleeshal, ligt er op het kleine schilderijtje uitnodigender bij dan op het plein van tegenwoordig. Een onzekere stap: oude gebouwen rondom zijn achteloos afgesneden, zware schaduwen laten grote delen van de monumenten in het ongewisse. Op de kerkmuur hangen aanplakbiljetten, rommelig, alsof ze per ongeluk op het schilderij zijn terechtgekomen.
Maar je wilt niet, zoals de negentiende-eeuwse voorbijgangers in het schilderij, de berichten lezen. Je wilt dóór het straatje, tussen de krappe ruimte die de kerkgaande vrouwen laten vallen. Naar de lichtende muur van het stel huizen erachter – de schilder koos het witste wit van zijn palet. In het volle licht, de één net wat groter dan de ander, met rokende schoorstenen vanachter de trapgevels, zijn die huizen de mysterieuze hoofdrolspelers van het schilderij.

Van het Teylers Museum, waar dit schilderij samen met een uitgebreide selectie van zijn werk in een tentoonstelling is te zien, is het slechts een paar honderd meter naar het ‘echte’ plein. De werkelijkheid is, zelfs bij een zonnige nazomerdag, haast teleurstellend. Belangrijk punt – alle Haarlemmers vallen erover, vertelt conservator Terry van Druten: die huisjes zijn in werkelijkheid lang niet zo mooi. Maar meer nog is het onmogelijk om dezelfde lichtval en afsnijding te vinden.

Jan Weissenbruch (1822-1880) bewerkte de werkelijkheid wel vaker, dat maakt de tentoonstelling en uitgebreide catalogus duidelijk aan de hand van het werk van Weissenbruch. Meerdere schilderijen van hetzelfde onderwerp, soms ook met een (iets later gemaakte) foto, leggen zijn werkwijze bloot. Zonder overbodige franje en gekunstelde ‘ervaringen’ mag je hier dus rustig kijken en vergelijken, en dat is meer dan voldoende. Bruiklenen komen uit het hele land. Elk museum heeft minstens wel één mooie Weissenbruch, die nu samen duidelijk meer tonen dan ieder voor zich.

Aan de Lek bij Elshout. Jan Weissenbruch, 1850/54. Teylers Museum
Aan de Lek bij Elshout. Jan Weissenbruch, 1850/54. Teylers Museum

De kunstenaar, zijn hele leven Hagenaar, kreeg les van stadsgenoot Salomon Verveer, en maakte eerst net als zijn leraar romantische landschappen. Maar al snel koos Weissenbruch zijn eigen weg: hij liet de typerende roze gloed achterwege en koos voor een scherpere toon. Met een schetsboekje trok hij bijvoorbeeld langs Wageningen, Rhenen, Wijk bij Duurstede, en zo verder richting de Lek. De schetsen die hij daar maakte en nu in Haarlem te zien zijn, zijn trefzeker en nauwkeurig. Je staat bijna naast de kunstenaar. Opvallend is dat hij er bij de keuze van zijn onderwerp al voor zorgt dat het meest herkenbare gebouw – een kerktoren of een molen – net buiten beeld blijft. Erna volgt een schets in olieverf, ook, aan de soms erg dreigende luchten te zien, trouw aan de werkelijkheid. Pas bij het uiteindelijke werk begint het echte ‘schaven’. Soms keert hij een stadspoort een halve slag: de Steigerpoort in Leerdam had nu eenmaal een mooiere buitenkant, dus waarom die niet aan de binnenkant plakken?

Dynamiek in het beeld

Toch zit de belangrijkste, en meest in het oog springende verandering niet in de feitelijke details, maar in het licht en in de lucht. Met een laaghangende zon laat Weissenbruch dakranden oplichten, schuine schaduwen gooien dynamiek in het beeld, zelfs de kippen op de voorgrond krijgen er diepte door. De luchten maken het beeld af: altijd helder blauw, soms bijna groen, met wolken die de compositie een extra zetje in de rug geven, of zich rustig op de achtergrond houden, bijna onzichtbaar verstoord door een rookpluim uit een schoorsteen.

Ver reisde de kunstenaar niet, België was zijn verste eindbestemming. Weissenbruch was ziekelijk, en had een stoornis die hem angstig maakte in mensenmassa’s. Toch was de kunstenaar goed op de hoogte van wat er speelde in de internationale kunstwereld, hij restaureerde bovendien oude meesters, en had zelf een goede collectie prenten. De kritieken van Thoré-Bürger, de Franse kunstcriticus, las hij aandachtig. Het was diezelfde Thoré die de werken van Vermeer als een van de eersten roemde, en zo Weissenbruch zijn belangrijkste inspiratie gaf. Al in 1852 vergeleek een dichter Weissenbruch enthousiast met de schilder van ‘Het straatje’ en het ‘Gezicht op Delft’.

Vaker dan Vermeer laat Weissenbruch de horizon weg en snijdt hij muren af. Op de voorgrond is geen duidelijk onderwerp, je moet zelf dwalen door het beeld om te zien wat er gebeurt. Net als tussen hoge bergen blijft het uitzicht achter de donkere muren, daar waar die andere mensen nota bene al op de uitkijk staan, het aanlokkelijkst.

Het maakt het kijken naar deze verzameling schijnbaar eenvoudige stadsgezichten een onverwacht spannende ervaring.

‘Jan Weissenbruch’, vanaf morgen tot 8 januari 2017 in Teylers Museum in Haarlem. Meer info: www.teylersmuseum.nl

Veel stadsgezichten van Weissenbruch zijn niet meer terug te vinden. De meeste stadspoorten van Haarlem, Culemborg, Leerdam en Delft zijn gesloopt – vaak al kort nadat Weissenbruch de oude ‘bakens’ had vastgelegd. Nadat de belastingheffing bij het binnengaan van een stad midden negentiende eeuw wegviel, werden de poorten voor architecten en bestuurders vooral een onhandig obstakel. Pas in 1860 kwam er in Nederland bij regering aandacht voor de ‘overblijfsels der Vaderlandsche Kunst’, zoals de monumenten werden genoemd. Victor de Stuers (die in 1873 ‘Holland op zijn smalst’ schreef) werd in 1874 secretaris van de eerste Monumentencommissie. Naast onder anderen architect Pierre Cuypers moest er ook een kunstenaar lid worden: Jan Weissenbruch was de eerste keus. Wegens zijn slechte gezondheid trok hij zich al voor de eerste vergadering terug, maar zijn naam zou nog lang verbonden blijven met de monumenten, dankzij zijn schilderijen. En dat hij het daarin niet altijd even nauw nam met de bouwkundige details, daar konden weinig mensen zich druk over maken – het belangrijkste was dat de gebouwen er zo tenminste in de herinnering nog stonden.

Wandelen door Culemborg

In samenwerking met het Elizabeth Weeshuis Museum in Culemborg is er daar een wandeling uitgezet langs acht plekken waar Weissenbruch rond 1850 zijn schetsen maakte. Vanaf morgen is er ieder weekend ook een wandeling onder leiding van een gids. Voor route en informatie: www.weeshuismuseum.nl


Posted

in

, ,

by