De kerkinterieurs van Emanuel de Witte (1616/17-1691/92) zijn geliefd en bekend, toch was er nog nooit een tentoonstelling over zijn werk. In zijn geboortestad Alkmaar is nu te zien dat hij meer schilderde dan kerken alleen.
De man met de rode mantel is de gids. Dat moet wel. Op veel schilderijen van Emanuel de Witte duikt hij op, de man met hoge hoed, slobberlaarzen en zijn donkerblonde krullen staat prominent op de voorgrond, met de roodoplichtende rug naar ons toe. Zijn arm wijst in de richting van de ruimte voor hem: kijk, dáár.
Soms heeft hij een andere mantel aan, een lichtblauwe, bijvoorbeeld in de Portugese Synagoge in Amsterdam, en even verderop, in de Nieuwe Kerk bij het grafmonument voor Michiel de Ruyter. Hij staat er te praten met een dame, het lijkt of zij degene is die hij rondleidt. Zij kan zijn gezicht zien, wij niet, nooit.
De identiteit van de meeste van Emanuel de Wittes personages is even raadselachtig als zijn eigen biografie. ‘1616/17-1691/92’ staat er bij de tentoonstelling in het Alkmaarse Stedelijk Museum. Hij had een opvliegend karakter, à la Balzac werd zijn leven lang achtervolgd door schuldeisers, zijn vrouw werd verbannen wegens diefstal. Emanuel zelf werd, maanden na een ruzie om geld, gevonden onder het ijs van een Amsterdamse gracht met een strop om zijn nek, het touw waarmee hij zich had willen verhangen was blijkbaar gebroken.
De Witte’s schilderijen zijn geliefd, bekend is hij vooral om zijn levendige kerkinterieurs met magische lichtval, ze hangen over de hele wereld. Maar de laatste biografie over de schilder verscheen in 1963, en nog niet eerder was er een tentoonstelling over hem alleen. De hoogste tijd dus, en in Alkmaar, De Wittes geboortestad, heeft het museum een compacte, rijke expositie gemaakt over deze bijzondere kunstenaar. Bij binnenkomst in een voorportaal begroet de man met de rode mantel je vanaf zijn schilderij, hier staat onze gids bij de Beurs in Amsterdam. Zo is meteen een eerste vooroordeel onderuitgehaald: De Witte schilderde niet alléén kerken.
Vervolgens stap je langs een gordijn de vierkante tentoonstellingszaal in. Het midden van de ruimte is vrij, afgezien van een paar kerkstoelen, die stemmig als in de kerk worden belicht. Terecht: als er één ding is, waar De Witte in uitblonk, dan was het de manier waarop hij het licht in alle sterktes en kleuren op ruimtes kon laten neerdalen. Zijn schilderijen, vijfentwintig van de ongeveer 250 die er bekend zijn, uit alle periodes van De Wittes leven, sieren de wanden.
Op ongeveer de helft van die werken is een kerk te zien, het werd De Wittes handelsmerk. Katholieke, protestantse, en zelfs twee keer de Portugese synagoge. Kerkinterieurs waren in de mode, in die tijd, met de ingetogen, pastelgetinte schilderijen van Pieter Saenredam als bekendste. De Witte begon er laat mee, hij was al in de dertig. In Delft, waar De Witte tussen 1641 en 1651 woonde, moet hij ook de virtuoze kerkschilderijen van de Delftenaar Gerard Houckgeest hebben gezien: iemand die in plaats van in de lengterichting van de kerk, koos voor een chaotisch perspectief waarbij zoveel mogelijk hoeken en pilaren in beeld komen. Voor De Witte kwam daar twee belangrijke factoren bij: de ramen, en daarmee het licht.
Zoals in Almaar is te zien, was De Witte toen al bezig met de lichtval. Op een interieur bij kaarslicht, uit 1647, schildert hij bijna onzichtbare nuances in grijstinten. Maar daarmee zijn we er nog niet. Alles leuk en aardig, die religie en die ruimtes, maar, hoor je de kunstenaar denken, het mag ook wel een beetje léven. Dus trekt hij zijn schetsboekje en laat de ruimtes volstromen met een bonte, vermakelijke stoet figuranten: ondeugende jongetjes die tekeningen krassen op de pilaren, zogende moeders, rijke kooplieden, grafdelvers en natuurlijk de honden. Helaas is er maar één tekening van De Witte bewaard gebleven: hij moet een hele stapel schetsboekjes met honden gehad hebben, in alle mogelijke houdingen. Inclusief de plassende – ja, ook dát in de kerk.
Doordat de tentoonstelling klein is, en overzichtelijk in één grote ruimte, is er volop gelegenheid voor het vergelijken van schilderijen. Meest geschikte slachtoffers: de twee versies van het interieur met een vrouw die virginaal speelt: een symfonie aan lichtvlekken en doorkijkjes, en daarmee óók een typische, prachtige De Witte. De hond ligt in een hoek te slapen. En de man met de rode mantel? Die is even opzij gestapt: dit droombeeld van huiselijk geluk had geen gids meer nodig.
Vijf sterren
‘Emanuel de Witte: Meester van het licht’, tot 21 januari 2018 in Stedelijk Museum Alkmaar. Catalogus 27,50 euro. stedelijkmuseumalkmaar.nl