Zelf noemde kunstenaar Gerrit Benner zichzelf niet graag Fries. ‘Zeggen dat je een Fries bent, of zoiets, is klotekoek. Ik ben een mens, die Gerrit Benner heet en die schildert.’
Toch is de kunst van Gerrit Benner (1897-1981) onlosmakelijk verbonden met het noordelijke landschap. Zijn vereenvoudigde ‘landschappen’ met brede banen blauw, wit geel en groen, de werken waar hij inmiddels het meest bekend om is, kunnen immers niet los gezien worden van zijn geboortegrond. In een gezamenlijke tentoonstelling, in het Fries Museum in Leeuwarden en Museum Belvédère in Heerenveen, is nu geprobeerd zijn hele kunstenaarscarriere in zo’n tachtig schilderijen te vatten. In Heerenveen hangen de imposante, bijna abstracte latere landschappen: steeds meer blauw, de olieverf met dikke penselen op het doek gezet. ‘Zee’ uit 1979 (verder dan een omschrijving van het onderwerp gaan de titels bij Benner niet) bestaat uit horizontale strepen licht- en donkerblauw, in het ‘Landschap’ uit 1970 siert een brede rode streep de lucht. Toepasselijk, maar wel onhandig: wie de volledige tentoonstelling wil zien, móet wel door het Friese land reizen. Het land dat Benner nooit ‘direct’ schilderde, maar altijd vanuit zijn atelier op zijn doeken terugbracht tot de essentie.
In Leeuwarden is Benners vroegere werk te zien. Dat wil zeggen, het vroegste werk dat bewaard is gebleven. Kort voor het begin van de tweede wereldoorlog – de veertig al gepasseerd – had Benner zijn schilderijen verbrand, omdat hij zich in Leeuwarden, ‘altijd alleen voelde’ – hij leed al jaren aan depressies. Zijn eigen verhaal, opgetekend door journalisten in de jaren zestig en zeventig, toen Benner meer bekendheid kreeg, is ook in de catalogus de overheersende bron bij Benners werk. Benner was geen theoreticus, geen schrijver, er moest niet teveel over kunst gepraat worden, vond hij, en schrijven, dat moesten anderen maar doen.
De tentoonstellingen zijn ingericht volgens zijn instelling: alleen in Leeuwarden is er een korte introductie met een tijdlijn en een paar fotootjes, verder zijn het simpelweg de schilderijen, soms wel erg dicht op elkaar bijeen gebracht in twee ruimtes, met schaarse toelichting en een paar citaten van Benner zelf. Niets is er te zien over de ontvangst van Benners kunst in de kunstwereld, de wereld buiten Friesland – krantenknipsels, interviews- of over de tentoonstellingen die hij had. Wat liet hij bijvoorbeeld zien in het Nederlandse paviljoen van de Biennale van Venetië, in 1958, samen met Jaap Nanninga? Hoe ziet het werk van Hendrik Werkman er ook alweer uit, de Groningse kunstenaar die Benner kort na de oorlog zou inspireren tot de vele ruiters in het landschap, of dat van andere tijdgenoten?
Terwijl het juist die impuls van ‘anderen’ was geweest die de kunstenaar uit z’n schulp trok. Benner was autodidact, opgeleid als timmerman, lange tijd had hij in Leeuwarden een winkel in lederwaren en parfums, totdat de zaak failliet ging in 1937, en hij in een depressie raakte. Het advies van de psychiater was: doorgaan met tekenen en schilderen, dat wat hij al zijn leven lang deed. De paar toevallig overgebleven vroege schilderijen – een molen, een landschap met boerderij – zijn geen meesterwerken. Interessant wordt het als hij, na contacten met de kunstwereld, naar Amsterdam verhuist, en kennismaakt met het werk van Werkman en de Duitse Expressionisten, zoals Franz Marc en Ernst Ludwig Kirchner. Talloze ruiters en paarden verschijnen in het landschap, dat soms sprookjesachtig, dan weer naïef is. Bij het ‘Herfstbos’ en ‘Zomerbos’ is de kleur juist weer overdadig het onderwerp. In 1954 breekt hij door, heeft een tentoonstelling in het Amsterdamse Stedelijk Museum. Een korte internationale erkenning volgt, in 1971 heeft hij opnieuw een tentoonstelling in het Stedelijk, met verrassend ‘fris’ werk. Hij was toen alweer een paar jaar terug in Friesland. Hij woonde met zijn vrouw in Gaasterland, waar hij ook zou overlijden. In het zuidelijkste puntje van de provincie waar hij niets van wilde weten, maar ook niet zonder kon.
Drie sterren
‘Gerrit Benner’, in het Fries Museum, Leeuwarden en Museum Belvédère, Heerenveen-Oranjewoud, t/m 1 maart 2015. De catalogus kost 29 euro.