Conflict, time, photography

Gepubliceerd in Trouw, 21 april 2015
Gepubliceerd in Trouw, 21 april 2015

Hoe verschillend ook qua tijd en achtergrond, oorlogen hebben overeenkomsten. Een tentoonstelling in Essen toont de effecten van die oorlogen, van 1854 tot nu, vastgelegd in foto’s.

In september 1945, zeven maanden nadat de geallieerden Dresden bombardeerden, keerde de Duitse fotograaf Richard Peter terug naar de stad die hij kende als het Florence aan de Elbe. Vrijwel de hele stad lag in puin. In 1949 verscheen zijn fotoboek ‘Dresden- eine Kamera klagt an’, met als bekendste foto de volledig verwoeste stad, gezien vanaf de Rathausturm, waar een standbeeld de ruïnes overzag. Het boek werd een bestseller, de foto een icoon voor de geallieerde bombardementen op burgerdoelen.
Oorlogsfoto’s zien we tegenwoordig elke dag in kranten en op internet, en ieder jaar is er de World Press Photo-award waarbij de beste nieuwsfoto’s van het afgelopen jaar wordt gekozen. De tentoonstelling ‘Conflict, Time, Photography’, die na het Londense Tate Modernmuseum nu in Essen is neergestreken, zou je daarom als ‘te voor de hand liggend’ kunnen overslaan. Maar nee. Dankzij een uitgekiende opbouw en een brede keuze gaat deze tentoonstelling over veel meer dan dat ene beslissende moment waarop de fotograaf zijn foto schiet. Het gaat dan ook niet over oorlogsjournalistiek op het moment zelf, wél over de grote invloed ervan op het leven erna.
De tentoonstelling begint met een boek: Kurt Vonneguts Slaughterhouse-Five, het boek uit 1969 waarin de auteur zijn ervaringen bij het bombardement van Dresden verwerkt. Vonnegut heeft zelf, zo schrijft hij, bij het ophalen van zijn herinneringen de houding van een ‘zoutzuil’, murw en versteend, net als de vrouw van de bijbelse Lot toen ze omkeek bij de vlucht uit Sodom en Gomorra. Daarom komt de auteur met een slimme zet: zijn hoofdpersoon, Billy Pilgrim, is ongevoelig voor tijd, hij reist ongehinderd tussen heden en verleden. Nu lijkt die oplossing misschien moeilijk te verenigen met fotografie, waarbij de sluitertijd juist zo’n essentiële rol speelt, maar deze tentoonstelling laat het tegendeel zien: zoutzuilen zijn zeldzaam.
De eerste foto’s uit de tentoonstelling zijn twintig minuten na de oorlogsmisdaad genomen: de zeventienjarige scholier Toshio Fukada maakte vier foto’s van de paddestoelwolk die ontstond nadat de atoombom boven Hiroshima ontplofte, op 6 augustus 1945. Hij fotografeerde vanuit het raam van het legerdepot, anderhalve kilometer van het epicentrum van de ramp. Ook bij de foto uit oktober 2001 van Luc Delahaye zijn rookwolken het enige dat verraadt dat er zojuist een aanval is geweest, in dit geval (ook) door het Amerikaanse leger, op kampen van de Taliban in Afghanistan. Even verder een foto van Jean Andrieu, van de ruïnes van het Parijse stadhuis, genomen enkele weken na de Parijse Commune in 1871. Zo gaat de tentoonstelling verder: eerst met foto’s die dagen, weken of maanden na het geweld zijn genomen, daarna 5, 10, 50 tot uiteindelijk 100 jaar later. Overal ter wereld, tussen 1854 en kort geleden.
De Britse conservatoren hebben geen foto gekozen waarop expliciet geweld te zien is. Geen bloed dus, geen ‘disturbing images’, maar dat betekent niet dat de foto’s niet aangrijpend zijn. De foto’s zijn van bekende fotografen, zoals oorlogsfotograaf Don McCullin, met zijn beelden van de bouw van de Berlijnse muur, en wiens Nikon ooit een kogel tegenhield die voor hem bestemd was, maar ook van jonge kunstenaars, die op een heel andere manier omgaan met de erfenis van conflicten.
Zo is er de hommage van de Franse fotograaf Emeric Lhuisset (1983) aan Sardasht Osman. De daders van de ontvoering en moord in 2010 op de kritische Koerdische journalist en student waren nooit achterhaald, zijn lichaam werd gevonden op straat in Mosoel. Precies een jaar later plakte Lhuisset ‘s ochtends vroeg foto’s van Osman op de muren van de stad. Omdat hij de afdrukken expres niet gefixeerd had, had de felle zon ze ‘s middags al getransformeerd in zwarte, naargeestige gedenkplaten.
Het werk van de Amerikaanse kunstenaar Taryn Simon (1975) hangt veel verderop in de tentoonstelling. 66 jaar na het eind van de Tweede Wereldoorlog documenteerde Simon de nog levende nakomelingen van Hans Frank, Hitlers juridisch adviseur en gouverneur-generaal van het Pools Generaal-Gouvernement, onder wiens bewind naar schatting vijf miljoen mensen vermoord werden. Van de 26 nakomelingen weigerden 9 alle medewerking (Simon toont een ‘lege’ foto) 5 wilden alleen onherkenbaar in beeld, 12 zijn eenvoudig geportretteerd. Daarnaast fotografeerde hij ook documenten die direct met Frank te maken hebben: een postzegel met Frank, naar model van die van Hitler, gemaakt door de Britse geheime dienst om te stoken tussen de twee, en reproducties van kunstwerken die Frank bij zich had ‘verzameld’: een Da Vinci en een Rembrandt.
De zwarte kant van de mens, en het resultaat van de steeds weer terugkerende oorlog, komt op steeds weer een andere manier in beeld. De foto’s tonen de littekens die lang aanwezig blijven. Soms heel direct, zoals bij de portretten van Shomei Tomatsu van slachtoffers van de tweede atoombom in Nagasaki, 21 jaar later, soms ook bijna abstract, zoals bij de serie ‘Fait’ van Sophie Ristelhueber, die zeven maanden na de Eerste Golfoorlog luchtfoto’s maakte van de zichtbare restanten van de oorlog in de woestijn van Koeweit.
In Essen is een bijzondere toevoeging aan de Britse tentoonstelling gedaan: de foto’s van de stad zelf en het omliggende Ruhrgebied en Rijnland, kort na de Tweede Wereldoorlog. Bekende foto’s, zoals die van de verwoeste spoorbrug bij Keulen en de reportages van Margaret Bourke-White voor Times Magazine, met de foto van het standbeeld van Alfred Krupp in Essen, tussen de ruïnes, en snerpende koppen: ‘The man that made Krupp great smiles today over Essen’s ruins’. En dan de beelden van Albert Renger-Patsch van Essen, kort na de eerste aanval in 1943, volledig in puin – in de jaren twintig was hij bekendgeworden met zijn fotoboek ‘Die Welt ist schön’.
Mede dankzij die ‘lokale’ toevoeging is het een tentoonstelling die ook geografisch de nabijheid van de oorlog pijnlijk zichtbaar maakt – en niet voor niets reist de show hierna nog verder naar Dresden. Het is een zorgvuldig gemaakte presentatie die laat zien hoe fotografie meer kan vastleggen dan vluchtige momenten: hoe de verschrikkingen van oorlog en geweld ook honderd jaar later nog kunnen doorwerken. Een tentoonstelling die je alle dictators en krijgsheren zou willen laten zien – en tsja, doe dan de rest van de wereld ook maar meteen.