In 2018 was ik in Taiwan, vanwege het jaarlijkse congres van de internationale vereniging voor kunstcritici, AICA International – ik was op dat moment secretaris van de Nederlandse afdeling. Ook bezocht ik er het prachtige nieuwe gebouw dat het Delftse architectenbureau Mecanoo in de zuidelijke stad Kaohsiung heeft gebouwd. Op 31 december 2018 verscheen mijn reportage in Trouw.
Op 7 maart mocht ik de tentoonstelling ‘On Sight’ openen, een expositie met werk van Caroline Van den Eynden, Inez de Brauw en Sebastian Diaz Morales, in 38cc, Delft. De hele tekst is hier te lezen, hieronder enkele passages.
‘De werken van Caroline Van Den Eynden, de zo liefdevol vormgegeven maquettes van denkbeeldige bouwwerken, nodigen uit tot dwalen. […] Prominent aanwezig in de maquettes zijn de vensters, de ramen, de glazen overkapping als onderdeel van het werk, de weg van binnen naar buiten, of, voor ons, passerende reuzen, juist van buiten naar binnen. Als een Grote Vriendelijke Reus zou je de bewoners mooie dromen willen toeblazen, maar deze huizen geven de dromen juist aan ons terug. Spiegelmuren maken ons, samen met de rest van de omgeving, de buizen van de galerie en de andere kunstwerken én met de Delftse lucht, onderdeel van het werk. We staan er midden in.Voor de scherpe toeschouwer is daar binnen trouwens nog een andere mogelijkheid tot ontsnapping: via het projectiescherm.’
Deze persoonlijke site loopt achter, m’n meest recente krantenpublicaties staan er niet op – dat heeft een legale reden, en daarnaast een praktische. Op Topics, de gezamenlijke website voor abonnees van Volkskrant, Trouw, Parool en nog 10 andere publicaties van DPG, voorheen de Persgroep, zijn sommige van mijn artikelen in Trouw al op de dag van verschijnen hier te lezen, je kunt mij als auteur ook volgen. [Helaas blijkt het volgsysteem van Topics de laatste tijd niet helemaal waterdicht, beter kan je ook zo af en toe zoeken op mijn naam]
Voor de lezers die geen abonnee zijn, en dus op deze site terugvallen: excuses. (Op Twitter plaats ik als @alaloupe ook de links naar m’n meest recente publicaties)
In de zomer van 2018 schreef ik voor Trouw een serie over kunst in de Nederlandse openbare ruimte. Een openingsverhaal over de lusten en lasten van het bedenken ervan, en daarna een thematische rondreis langs de verschillende soorten buitenkunst. Over Landart in Flevoland, standbeelden van helden in Den Haag, kunst langs de snelweg, Vinexkunst, rotondekunst en tot slot herinneringskunst op de Afsluitdijk en in Oost-Groningen.
Van mei tot en met november 2019 schreef ik wekelijks een column over kunst en cultuur voor de website van HP/De Tijd. Je kunt de columns hier teruglezen.
De Netflix-serie ‘The Americans’ stijgt uit boven de doorsnee spionageserie omdat hier niet alles wordt uitgelegd – binnen de serie, noch voor de kijker.
Rock Strangers van Arne Quinze, op het Zeeheldenplein van Oostende. Foto JdW
Gepubliceerd in Trouw, 27 juni 2018
Oostende, de Belgische ‘koningin der badsteden’, wil meer internationale bezoekers trekken met de erfenis van zijn bekendste kunstenaar, James Ensor. Een jaar lang zijn zijn schilderijen weer thuis, in het Oostendse MuZee.
De meeste internationale toeristen in de trein van Gent naar Oostende stappen uit in Brugge. Dat pittoreske middeleeuwse stadje bezwijkt bijna onder de cultuurtoeristen, Oostende moet het hebben van de strand- en plezierzoekers. Het Oostendse station, slechts een kwartier verderop, wordt rigoureus gemoderniseerd. Het lijkt of bakstenen hier losser liggen dan elders, want het casino met concertzaal, hier kursaal genoemd, is sinds 1850 al drie keer opnieuw neergezet en aan de boulevard wisselen oude en nieuwe gebouwen elkaar willekeurig af. Veel vervallen grandeur wacht dichtgetimmerd op een grondige renovatie. Je zou Oostende het paradijs voor melancholici kunnen noemen, maar schilderachtig is de badplaats al lang niet meer.
Jan Altink, De rode boerderij, 1926 en (idem) Het witte paard, 1925. Collectie stichting De Ploeg
(Gepubliceerd in Trouw, 6 juni 2018)
Anders dan De Stijl had De Ploeg – precies 100 jaar geleden opgericht – geen esthetische regels of artistieke theorie. De kunstenaars veranderden wél ons beeld van het Groninger landschap.
Ze kwamen samen in café Vogelzang, aan de rand van de Groningse binnenstad, vandaag precies honderd jaar geleden. Een stuk of acht jonge kunstenaars, schilders vooral, die vonden dat er in hun stad te weinig gebeurde op artistiek gebied. Bijeenkomsten willen ze, tentoonstellingen en lezingen over kunst, vormgeving, muziek. Ze noemen hun vereniging ‘De Ploeg’, een naam die verwijst naar de doelstelling van het ‘ontginnen van het artistieke leven’ in Groningen. Continue reading Hoe De Ploeg Groningen ontgon
De performances van Marina Abramovic uit de jaren zeventig en tachtig vroegen veel van het lichaam en uithoudingsvermogen van de kunstenaars. In Bonn worden ze nu opnieuw uitgevoerd.
(Gepubliceerd in Trouw, 16 mei 2018)
Dertig. Een twee drie vier vijf zes zeven acht negen, veertig. Een twee – ik ben rijstkorrels aan het tellen. Tellen als kunst: het is onderdeel van een performance van Marina Abramovic uit 2015. ‘Counting the Rice’ heet het en het idee is, zo zegt het bordje in het museum, om ‘tijd, ruimte, licht en leegte te ervaren en daarover te reflecteren’. Ook kan ‘een verbinding met het hier en nu’ ontstaan.
‘Hier’ is een grote tafel in de Bundeskunsthalle in Bonn, bij de tentoonstelling ‘The Cleaner’ van Marina Abramovic,. een overzichtstentoonstelling die eerder te zien was in musea in Zweden en Denemarken. ‘Nu’ is een zondagmiddag in mei. Buiten lijkt het zomer, binnen een handvol bezoekers. Aan de lange tafel zit nog één andere rijsttelster, de andere achttien plaatsen zijn leeg. Midden op de tafel is zo’n tien kilo witte rijst uitgekieperd en vermengd met zwarte linzen. Bij iedere stoel liggen een papiertje en een potlood. Tassen, horloges en mobiele telefoons zijn opgeborgen in een kluisje achter ons, je kunt een koptelefoon opzetten tegen omgevingsgeluid.
Het werk van de Amerikaanse fotograaf David LaChapelle (1963) is vaak vergeleken met platte reclame. Toch gaan de foto’s, op een eigen Hollywoodmanier, de diepte in.
(gepubliceerd in Trouw, 23 april 2018)
Wat zijn ze mooi, de mensen op de foto’s van David LaChapelle. Mooi en perfect naakt, ook dat nog, ze glimmen je tegemoet. En het rare is: die perfectie is echt.
Hij kreeg ze allemaal voor de camera: Madonna, Michael Jackson, Andy Warhol, Lady Gaga, ga maar door. En toen had hij er genoeg van, van al die glamour. Al die beroemdheden, modebladen, al die aandacht, al die seks en drugs en verveling. Dus vertrok hij naar Hawaï en maakte nog perfectere foto’s, met nog mooiere mensen, met het paradijselijke landschap als decor. Nog meer naakt. Zo gaat dat in de wereld van David LaChapelle.
M.C. Escher (1898-1972) woonde de eerste vijf jaar van zijn leven in Leeuwarden. Aanleiding voor het Fries Museum voor een grote tentoonstelling. En neem daar vooral even de trap naar boven.
(Gepubliceerd in Trouw, 2 mei 2018)
M.C. Escher behoeft geen introductie, zijn vlakvullingen en optische illusies zijn wereldberoemd. Een stuk beroemder dan zijn geboortestad Leeuwarden. Slim van het Fries Museum om in het jaar dat Leeuwarden Culturele Hoofdstad is, hier een grote tentoonstelling te wijden aan ‘hun’ Escher.
Eschers geboortehuis is nu weliswaar een museum, maar geen Eschermuseum. Museum het Princessehof opende in 1917, negentien jaar na Eschers geboorte aan de Grote Kerkstraat in Leeuwarden. Toen was de familie Escher al vertrokken uit de Friese hoofdstad. Maurits Cornelis, ‘Mauk’ voor vrienden, woonde er tot zijn vijfde.
In het Keramiekmuseum Princessehof, zoals het geboortehuis inmiddels heet, is een kleine presentatie te zien over Eschers jeugd. Een krantenknipsel verhaalt er over een tentoonstelling van Eschers prenten in dat museum in 1929 waar twaalf betalende bezoekers kwamen. Continue reading De Escher Company op volle toeren in Leeuwarden
In Mali trok de prestigieuze fotobiënnale van Bamako afgelopen winter weinig bezoekers. Nu is de tentoonstelling voor het eerst buiten Afrika te zien, in Nederland. En dat is een grote eer.
Lopend van een nagebouwd Ghanees woonerf naar een tentoonstelling over Soedanese en Keniaanse herdersvolken zullen argeloze bezoekers van het Afrikamuseum vreemd opkijken: in twee grote ruimtes zijn de komende maanden foto’s en films te zien van hedendaagse Afrikaanse kunstenaars en fotografen.
En die kunstenaars fotograferen geen traditioneel Ghanees woonerf of Soedanese herdersvolken, die maken foto’s en kunst zoals je die in een gewoon kunstmuseum zou kunnen en willen zien. Foto’s met persoonlijke verhalen (een zwart-wit-reportage over een geestelijk gehandicapt broertje), mooie beelden van vreemde plekken (een door Chinezen uit de grond gestampte spookstad in Angola) en een reactie op aangrijpende sociale misstanden (een albino-fotomodel dat met de ogen dicht poseert in een sloppenwijk). Interessante, doordachte, en zorgvuldig uitgewerkte en gepresenteerde kunst. Nee, dit is geen tentoonstelling met bijeengeraapt werk van een paar enthousiaste fotografen, dit is de Biënnale van Bamako.
Vanavond wordt de winnaar van de World Press Photo 2017 bekendgemaakt. De organisatie mikt op veel spektakel, maar het rommelt nu al: waarom zijn er alleen mannen genomineerd voor de foto van het jaar? En waarom zijn de foto’s zo intens en venijnig?
(gepubliceerd in Trouw, 12 april 2018)
Het World Press Photo-circus is weer begonnen. Het spektakel begint in Amsterdam, de stad waar het sinds de eerste editie in 1955 altijd begon. Uiteindelijk bestrijkt de tentoonstellingsmachine honderd steden in 45 landen en komen de winnende foto’s in honderden kranten en op vele websites. Het is dé wedstrijd voor persfoto’s, foto’s die het wereldnieuws zo pakkend en origineel mogelijk vastleggen.
Er is altijd gedoe rond de wedstrijd. In 2013 bleken de foto’s niet echt te zijn, de fotografen hadden er achteraf aan geknutseld. Er kwamen strengere controles. Toch bleken sommige foto’s in 2016 weer niet echt: ze waren geënsceneerd. En bij de editie van dit jaar is er vooraf al commentaar: de geselecteerde foto’s zijn te direct, te rauw, waardoor ze niet tonen wat ze zouden moeten tonen. Volgt u het nog?
Er was nauwelijks een kunstenaar in de tweede helft van de negentiende eeuw die Eugène Delacroix niet als voorbeeld zag. Het was tijd voor een tentoonstelling.
Als het Vincent van Gogh weer eens tegen zat, troostte hij zichzelf met de gedachte dat zelfs Delacroix afwijzingen kreeg. Zelfs Delacroix. De kunstenaar die Van Gogh in één adem noemde met Rembrandt, een genie dat de werkelijkheid verbeeldde zoals die werkelijk was, dat als geen ander wist hoe je kleur moest gebruiken. Al in 1846 noemde Baudelaire hem ‘de laatste uitdrukking van vooruitgang in de kunst’. Later vielen Édouard Manet en Constantin Guys de dichter wat tegen, Delacroix zou Baudelaire’s grote voorbeeld blijven. Er was nauwelijks een kunstenaar in de tweede helft van de negentiende eeuw die Delacroix niet als voorbeeld zag.
Lit défait. Eugène Delacroix, 1825-28.
En nu? Drie, maximaal vier schilderijen bleven hangen in het collectief geheugen, staan in kunsthistorische overzichten, met als nummer één La Liberté guidant le peuple uit 1830, met die halfnaakte Marianne die het volk achter haar de weg over de lijken toont, de Franse driekleur in de hand. Zijn bekendste doeken zijn in het bezit van het Louvre en zijn daar ook te zien, verspreid, omdat sommige doeken zo groot zijn dat ze in de Grande Galerie moeten hangen. Ook Delacroix’ papieren, aantekeningen, schetsen en dagboeken vallen onder het beheer van het museum, en zijn voor een deel te zien in het voormalige woonhuis van de kunstenaar.